Staatssecretaris
Een staatssecretaris ondersteunt een minister bij het politiek leiden van een ministerie. Staatssecretarissen komen vooral voor bij 'zware' ministeries. Daar krijgen zij een specifiek beleidsterrein onder hun hoede, maar de minister blijft medeverantwoordelijk. Net als de minister moet een staatssecretaris verantwoording afleggen aan het parlement.
De functie van staatssecretaris bestaat sinds een Grondwetswijziging uit 1948. In januari 1949 was Wim van der Grinten de eerste die deze functie bekleedde.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Er zijn op dit moment 13 staatssecretarissen.
Foto | Naam | Post |
---|---|---|
Coenradie, I. (Ingrid) | Justitie en Veiligheid | |
Jansen, Ch.A. (Chris) | Infrastructuur en Waterstaat (voor openbaar vervoer en milieu) | |
Karremans, V.P.G. (Vincent) | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (voor jeugd, preventie en sport) | |
Maeijer, V. (Vicky) | Volksgezondheid, Welzijn en Sport (voor langdurige en maatschappelijke zorg) | |
Marum, E. (Eltje) van | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (voor Herstel Groningen) | |
Nobel, J.N.J. (Jurgen) | Sociale Zaken en Werkgelegenheid (voor participatie en integratie) | |
Oostenbruggen, T. (Tjebbe) van | Financiën (voor Fiscaliteit en Belastingdienst) | |
Palmen, S.Th.P.H. (Sandra) | Financiën (belast met herstel en toeslagen) | |
Paul, M.L.J. (Mariëlle) | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (voor Primair en Voortgezet Onderwijs en Emancipatie) | |
Rummenie, J.F. (Jean) | Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (voor visserij, voedselzekerheid en natuur) | |
Struycken, T.H.D. (Teun) | Justitie en Veiligheid (voor rechtsbescheming) | |
Szabó, F.Z. (Zsolt) | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (voor Digitalisering en Koninkrijksrelaties) | |
Tuinman, G.P. (Gijs) | Defensie |
Een staatssecretaris is lid van het kabinet, maar niet van de ministerraad. Als het beleidsterrein van de staatssecretaris aan de orde is, wordt deze wel voor het overleg in de ministerraad uitgenodigd. Stemrecht heeft de staatssecretaris niet.
Soms mag een staatssecretaris zich in het buitenland minister noemen. Zo mocht de staatssecretaris van Economische Zaken, die Nederland vaak vertegenwoordigde in handelsdelegaties en op internationale handelsconferenties, zich in het buitenland 'minister van Buitenlandse Handel' noemen.
De staatssecretaris legt wel zelfstandig verantwoording af in het parlement. Als het parlement het vertrouwen in een staatssecretaris verliest, zal deze moeten vertrekken. De minister kan dan blijven zitten, ondanks het feit dat volgens de Grondwet de minister medeverantwoordelijk is.
Omgekeerd biedt een staatssecretaris wel ontslag aan als de minister om welke reden dan ook ontslag neemt. Dit volgt uit het (Grondwettelijke) principe dat een minister (dus ook de nieuwe) zelf moet kunnen beslissen of, en zo ja, wie hij of zij als staatssecretaris wil hebben op het departement. Als regel behoudt de nieuwe minister echter dezelfde staatssecretaris.
Net als ministers zijn staatssecretarissen lid van een partij die deelneemt aan de regeringscoalitie. Tot omstreeks 1970 bepaalde de minister vaak zelf wie staatssecretaris werd, maar dat is niet meer zo. Wel zal een minister akkoord moeten gaan met de keuze voor een bepaalde persoon als staatssecretaris op zijn departement. Vaak wordt een staatssecretaris benoemd met een andere politieke kleur dan de minister. Daarmee wordt een politiek evenwicht op het ministerie beoogd.
In de praktijk komt het er op neer dat tijdens de formatie van een kabinet al wordt bepaald voor welke beleidsterreinen van een ministerie er een staatssecretaris moet komen. Politieke verhoudingen bepalen ook vaak hoeveel staatssecretarissen per partij in het kabinet zitting hebben. Soms kan door het creëren van een extra staatssecretaris het evenwicht in een kabinet worden bewaard.
De staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de minister en overlegt na de benoeming met de minister over de vraag hoe zij hun taken zullen verdelen. De taakomschrijvingen van de staatssecretarissen kunnen per kabinetsperiode verschillen en worden na hun benoeming in de Staatscourant gepubliceerd.
De staatssecretaris kan de minister vervangen, bijvoorbeeld bij debatten. Tevens kan de staatssecretaris namens de minister deelnemen aan ministerraadvergaderingen. De staatssecretaris heeft dan echter geen stemrecht. Zij kunnen daarnaast lid zijn van de onderraden van de ministerraad. Sinds 1998 kunnen staatssecretarissen op grond van de ministeriële vervangingsregeling optreden als vervanger van de minister, bijvoorbeeld bij Kamerdebatten of in internationale contacten.
Niet op elk ministerie wordt een staatssecretaris aangesteld. Dit hangt af van de politieke samenstelling van het kabinet, maar vooral van de 'zwaarte' van een ministerie. De minister van Financiën heeft vrijwel altijd een staatssecretaris voor fiscale zaken naast zich, en naast de minister van Buitenlandse Zaken was er vaak een staatssecretaris voor Europese samenwerking. Dit laatste is niet het geval bij het kabinet-Rutte IV. In kabinet-Rutte III ontbrak deze positie ook.
De verhouding tussen minister en staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. Een staatssecretaris treedt namens de minister op in de gevallen waarin de minister het nodig acht en met in achtneming van de aanwijzingen van de minister.
Verder is een wet uit 1951 van belang die nadere regels stelt.
Staatssecretarissen worden op dezelfde manier als ministers benoemd. De zoektocht naar kandidaten begint bij de kabinetsformatie, waarbij een coalitie van partijen in de Tweede Kamer heeft verklaard samen te willen werken in een kabinet. Zodra daar overeenstemming over is bereikt en een regeerakkoord is gesloten, gaat een formateur, meestal de toekomstige minister-president, naast ministers ook staatssecretarissen zoeken. De partijen die de coalitie vormen, dragen kandidaatbewindslieden voor.
Vaak hebben beoogde staatssecretarissen dus reeds een politieke of bestuurlijke functie. Zij kunnen bijvoorbeeld al actief zijn als Tweede Kamerlid. Op het moment van benoeming tot staatssecretaris moet de politicus dan wel zijn of haar Kamerzetel opgeven, omdat de functies van Kamerlid en staatssecretaris (behalve voor demissionaire staatssecretarissen tijdens de formatieperiode) volgens de Grondwet onverenigbaar zijn.
De inkomens van bewindslieden verschillen per functie. Zo verdienen de minister-president en ministers per 1 juli 2024 ca. 205 duizend euro per jaar en staatssecretarissen ca. 192 duizend euro. Dit zijn bedragen inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering. Ook ontvangen deze ambtsdragers zowel een vaste als variabele jaarlijkse onkostenvergoeding in verband met de uitoefening van hun functie. De vaste onkostenvergoedingen voor de minister-president en minister van Buitenlandse Zaken vallen hoger uit dan die van andere ministers of staatssecretarissen.
Het komt regelmatig voor dat een minister of staatssecretaris tussentijds aftreedt. Als een minister om politieke redenen moet aftreden, spreken we van een ministerscrisis.
Staatssecretarissen hebben in de loop van de afgelopen vijftig jaar een steeds politieker profiel gekregen en het belang van hen is toegenomen. Dat veranderde in het kabinet-De Quay. Op sommige departementen overvleugelden de staatssecretarissen zelfs hun minister en andere staatssecretarissen speelden een in het kabinet een vooraanstaande rol.
Minister-president De Quay benoemde zijn partijgenoot Norbert Schmelzer als staatssecretaris, maar feitelijk was Schmelzer tevens financieel-economisch adviseur van de premier. De zwakke minister van Sociale Zaken, Van Rooy, werd overvleugeld door de oud-vakbondsman Bauke Roolvink, die bijvoorbeeld een prominente rol speelde bij het uitzetten van de loonpolitiek, op dat moment een hoofdpunt van het kabinetsbeleid.
In 1971 maakte de verdeling van de staatssecretarissen bij de vorming van het kabinet-Biesheuvel voor het eerst integraal deel uit van de formatiebesprekingen. Anders dan bijvoorbeeld bij de kabinetten-Marijnen en -Cals vonden de benoemingen in 1971 niet pas na enkele maanden, maar al direct plaats.
Bij de formatie van het kabinet-Den Uyl werden de staatssecretarissen zelfs op dezelfde dag als de ministers benoemd. De verdeling van de posten en de benoeming van personen werd zo steeds minder een zaak van de betrokken minister en steeds meer een zaak die coalitiepartijen onderling regelden.
Dat een minister soms toch een veto kan uitspreken, bleek in 1977 toen CDA-minister Kruisinga van Defensie de benoeming van de VVD'er Ploeg verhinderde.
Meer over