KVP-bestuurder en bewindsman. Doorliep een burgemeestersloopbaan (onder meer in Eindhoven) en werd vrij onverwacht - en zonder dat hij specifieke kennis van het beleidsterrein had - minister van Sociale Zaken in het kabinet-De Quay. Daarbij speelde vooral zijn vriendschap met partijgenoot De Quay een rol. Mislukte geheel in die functie en trad, nadat zijn voorstellen over de kinderbijslag kritisch waren ontvangen, al na twee jaar af. Werd vervolgens weer burgemeester en daarna Commissaris van de Koningin (Gouverneur) in Limburg. Hartelijke man, die zowel in Eindhoven als in Limburg populair werd bij de bevolking.
KVP
functie(s) in de periode 1959-1977: minister, Commissaris van de Koning(in)
volontair ter secretarie, gemeente Castricum, van 1938 tot 15 november 1939
burgemeester van Hontenisse, van 15 november 1939 tot 22 januari 1944 (ontslagen door de Duitsers)
burgemeester van Hontenisse, van november 1944 tot 16 december 1945
burgemeester van Etten-Leur, van 16 december 1945 tot 1 mei 1952
burgemeester van Venlo, van 1 mei 1952 tot 1 mei 1957
burgemeester van Eindhoven, van 1 mei 1957 tot 19 mei 1959 (benoemd bij K.B. van 5 april 1957)
minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, van 19 mei 1959 tot 3 juli 1961
ambteloos, van 3 juli 1961 tot 16 januari 1962
burgemeester van Heerlen, van 16 januari 1962 tot 1 januari 1964 (benoemd bij K.B. van 5 januari 1962)
Commissaris van de Koningin in Limburg, van 1 januari 1964 tot 1 februari 1977 (benoemd bij K.B. van 28 november 1963)
takenpakket (bewindspersoon)
Binnen het totale werkterrein van Sociale Zaken en Volksgezondheid behartigde hijzelf met name de zorg voor de volksgezondheid (incl. ziekenfondsen), arbeidsvoorziening, internationale zaken, algemene kinderbijslagwet, kernenergie en emigratie
Nevenfuncties (4/27)
voorzitter Brandweerraad, van augustus 1973 tot 1 januari 1981
lid RARO (Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening)
voorzitter Stichting Unesco Centrum Nederland, omstreeks 1987
U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.
Opleiding
In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.
Activiteiten
als bewindspersoon (wetgeving)
Bracht in 1960 de Quarantainewet (Stb. 335) tot stand. Deze wet regelt, als uitvloeisel van internationale verdragen, de wijze waarop in geval van besmettingsgevaar personen in quarantaine kunnen worden geplaatst. De bevoegdheid tot het instellen van quarantaine ligt bij de burgemeester. (5.838)
Bracht in 1961 samen met de ministers Beerman en Marijnen en staatssecretaris Scholten de Wet op de dierenbescherming (Stb. 19) tot stand, die bepalingen wijzigt in het Wetboek van Strafrecht over dierenmishandeling. Er komen regels voor dierententoonstellingen en over de handel in en het africhten van honden en katten. Het wetsvoorstel was in 1955 ingediend door de ministers Donker, Mansholt en Suurhoff en staatssecretaris Höppener. (3.868)
Bracht in 1961 de Wet op menselijk bloed (Stb. 182) tot stand. Deze regelde het afstaan, de verwerking en het gebruik van menselijk bloed, bloedplasma en bloedderivaten. Menselijk bloed en derivaten mochten niet worden verhandeld en alleen worden gebruikt voor medische doeleinden. Er kwamen regels voor bloeddonaties en bloedtransfusies. (5.802)
Wetenswaardigheden
algemeen
Voerde in 1959 met minister De Pous de vrijere loonpolitiek in. De primaire verantwoordelijkheid voor de loonvorming kwam weer bij werkgevers en werknemers, waarbij verschillen per bedrijfstak (differentiatie) mogelijk werden. C.a.o.'s waarin de loonstijging de gemiddelde productiviteitsstijging overtrof, zouden niet worden goedgekeurd. (5.524)
Liet in 1959 de beantwoording van vragen tijdens een interpellatie-Suurhoff over het loonbeleid over aan zijn staatssecretaris
Trad af in verband met het verloop van de besprekingen over het wetsontwerp Algemene kinderbijslagverzekering in de Tweede Kamer. In het debat op 29 juni 1961 hield hij ondanks ernstige kritiek vanuit de Kamer halsstarrig vast aan zijn wetsvoorstel. Dit leidde ook in het kabinet tot ernstige kritiek, waarna hij uiteindelijk zelf besloot op te stappen.
uit de privésfeer
Hij promoveerde bij prof. G. van den Bergh
Zat in 1944 ondergedoken
Bevriend met De Quay en Beel
Zijn vader was gynaecoloog te Rotterdam, directeur van de vrouwenkliniek te Haarlem en hoogleraar verloskunde te Amsterdam (1920). Hij was tevens in Rotterdam gemeenteraadslid.
anekdotes en citaten
Naar aanleiding van zijn aftreden als minister zei waarnemend KVP-fractievoorzitter Jan Andriessen in de Tweede Kamer: "mijn fractie was van oordeel en is van oordeel, dat de heer Van Rooy een zwakke plaats in het kabinet innam, dat hij een zwakke figuur was ..." (Hand. TK, 4 juli 1961)
Publicaties van/over
literatuur/documentatie
B. Niezen-Visser, scriptie-basisdoctoraal, RU Leiden (1982)
"(Partij)politieke achtergronden bij het aftreden van Ch.J.M.A. van Rooy als minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, 1959-1961", in: Jaarboek KDC 22 (1992), 98-128
Wie is dat? 1956
Familie/gezin
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.