Liberale Staatspartij 'De Vrijheidsbond' (LSP)
De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
De LSP was vooral in economisch opzicht een conservatieve partij. Op immaterieel gebied stond zij tegenover de rechtse coalitie, onder andere ten aanzien van de huwelijkswetgeving en rechten van de vrouw. Toch kan de LSP als een deftige, 'burgerlijke', partij worden beschouwd.
De liberalen, tot 1918 vaak de grootste politieke groepering, zagen na 1918 hun stemmenaantal voortdurend dalen: van rond de 20 procent naar circa 6 procent. Tot 1933 was de LSP in de oppositie tegen de rechtse kabinetten. In 1933 trad zij met de links-liberale VDB toe tot het tweede kabinet-Colijn.
Voormannen van de LSP waren Dresselhuys, Knottenbelt, Wendelaar en Telders.
Inhoudsopgave van deze pagina:
De LSP ging uit van grote persoonlijke vrijheid, zowel in het privéleven als in het openbare leven. De rol van de overheid moest zo beperkt mogelijk zijn, er moest sprake zijn van vrijhandel, en de staatsuitgaven dienden zo laag mogelijk te worden gehouden. Wel moest de overheid zorgen voor handhaving van orde en gezag en moesten de economisch zwakkeren via sociale zekerheid worden beschermd.
De LSP was pleitbezorger van openbaar onderwijs, gelijke rechten voor mannen en vrouwen, invoering van een premievrij staatspensioen, steun aan particuliere initiatieven voor natuurbehoud, internationale ontwapening en geleidelijke invoering van autonomie in Nederlands-Indië.
Na de invoering van de evenredige vertegenwoordiging verloren de twee grote liberale partijen, Liberale Unie en Vrije-Liberalen, veel zetels. Daarnaast kwamen er nieuwe liberale splinterpartijen op. Met de vorming van de Vrijheidsbond werden de krachten gebundeld. Alleen de links-liberale VDB bleef buiten de nieuwe bond.
Samenstellende delen van de Vrijheidsbond waren behalve de Liberale Unie en de Bond van Vrije-Liberalen, de Economische Bond van Treub, de Neutrale Partij (van de revueartiest Henri ter Hall), de Middenstandspartij en de Algemeene Staatspartij.
In de nieuwe partij kregen de conservatieve elementen al snel de overhand. In 1922 kreeg de Vrijheidsbond concurrentie van de Liberale Partij, die zich onder andere richtte op herinvoering van het districtenstelsel. Ook de Middenpartij voor Stad en Land, die in 1929 één zetel behaalde, kan als liberale concurrent worden beschouwd. In 1924 ontstond een jongerenorganisatie die gelieerd was aan de LSP, de Bond van Jong-Liberalen.
Gedurende het Interbellum nam de aanhang van LSP steeds verder af, met 1937 (vier zetels) als dieptepunt. In 1946 ging de partij op in de Partij van de Vrijheid, waar in 1948 de VVD uit ontstond.
In 1963 probeerden enkele VVD'ers - oud-Vrijheidsbonders - de LSP nieuw leven in te blazen. Ze richtten een nieuwe Liberale Staatspartij op waarvan de kleurrijke burgemeester van Gorinchem, mr. Louis Rudolph Jules Ridder van Rappard, voorzitter werd. De nieuwe LSP deed datzelfde jaar mee aan de verkiezingen, maar behaalde geen zetel en verdween weer van het politieke toneel.
Pas in 1933 trad er een LSP'er toe tot een kabinet, de directeur van de Nederlandse Spoorwegen, J.A. Kalff, die minister van Waterstaat werd in het tweede kabinet-Colijn. Na zijn overlijden in 1935 volgde Jhr. Van Lidth de Jeude hem op. In 1937 keerde de LSP niet terug in het kabinet. Van Lidth de Jeude zat wel in het zeer kortstondige vijfde kabinet-Colijn (1939).
Overigens maakten tussen 1918 en 1940 wel diverse partijloze liberalen deel uit van kabinetten, onder wie Van Karnebeek (Buitenlandse Zaken, 1918-1927), J.B. Kan (Binnenlandse Zaken, 1926-1929) en J.A.N. Patijn (Buitenlandse Zaken 1937-1939).
De eerste voorzitter van de Vrijheidsbond was het Tweede Kamerlid en oud-secretaris-generaal van Justitie, H.C. Dresselhuys. Hij was afkomstig uit een Culemborgse familie van industriëlen en in de Tweede Kamer een krachtig pleitbezorger voor de Volkenbondsgedachte.
De Rotterdamse advocaat H.J. Knottenbelt was een minder vooraanstaande politicus, maar behoorde in de Vrijheidsbond wel tot de leidinggevende figuren.
De Alkmaarse burgemeester W.C. Wendelaar, die vijf jaar voorzitter was van de Vrijheidsbond, had meer gezag. Hij bepleitte in 1939 tevergeefs voor instelling van een parlementaire enquête naar de affaire-Oss, waarbij de katholieke minister van Justitie in opspraak was gekomen. Hij kwam verder krachtig op tegen antisemitische geluiden van de NSB.
De laatste voorzitter van de Liberale Staatspartij, Benjamin Telders, zou het niet tot parlementariër brengen. Deze in 1903 geboren Leidse hoogleraar volkenrecht werd in 1938 partijvoorzitter en vertegenwoordigde tijdens de bezetting zijn partij in het overleg van de grote politieke partijen, het zogenaamde Politiek Convent. Hij stierf in Duitse gevangenschap na zich zeer principieel te hebben verzet tegen Duitse maatregelen.
Hij schaarde zich als hoogleraar aan de zijde van zijn collega R.P. Cleveringa die in het openbaar krachtig protesteerde tegen de anti-Joodse maatregelen van de bezetter. In december 1940 werd Telders gevangengenomen, waarna hij na een verblijf in onder andere Buchenwald en Sachsenhausen in 1944 in Bergen-Belsen aan vlektyfus overleed.
De Vrijheidsbond had vooral aanhang onder ondernemers, hogere ambtenaren, herenboeren en gegoede middenstanders en onder mensen met een vrij beroep (advocaten, artsen).
De partij was traditioneel sterk in de handelssteden Amsterdam en Rotterdam, in welvarende gemeenten in het Gooi en rond Den Haag, en op het platteland in de provincies Groningen, Drenthe en Zeeland. Weinig aanhang had zij in de zuidelijke provincies.
Meer over
Kijk voor meer informatie over de LSP op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.
Bent u als journalist of wetenschapper op zoek naar statistische gegevens over personen uit het biografisch archief, bijvoorbeeld gemiddelde leeftijd, ervaring, herkomst, beroep, m/v of zittingsduur? De redactie van PDC kan deze gegevens onder voorwaarden beschikbaar stellen voor wetenschappelijk onderzoek en journalistieke publicaties. Neem voor meer informatie contact op.
Op bovenstaande tekst en gegevens zijn auteursrechten van PDC van toepassing; overname, in welke vorm dan ook, is zonder expliciete goedkeuring niet toegestaan. Ook de afbeeldingen zijn niet rechtenvrij.