Kabinetscrisis 1907: Oorlogsbegroting verworpen
Op 9 februari 1907 verwierp de Eerste Kamer met 27 tegen 17 stemmen de begroting van Oorlog voor 1907. Het kabinet-De Meester diende na deze nederlaag zijn ontslag in. Na mislukte pogingen om een nieuw kabinet te vormen, waarbij onder meer Senaatsvoorzitter Schimmelpenninck van der Oye als informateur optrad, kwam het kabinet op 7 april 1907 terug op die ontslagaanvragen. Alleen minister Staal werd na de crisis vervangen.
De begroting van Oorlog voor 1907 bevatte een groot aantal bezuinigingen. Onder andere het zogenaamde 'blijvend gedeelte' (het deel van het leger dat in de winter onder de wapenen bleef) zou worden afgeschaft.
In de Tweede Kamer was de begroting op 21 december 1906 in de zogenaamde 'Nacht van Staal' met 60 tegen 38 stemmen aangenomen, doordat minister Staal via twee toezeggingen alsnog voldoende steun van de rechterzijde had weten te krijgen om zijn begroting te 'redden'.
In de Eerste Kamer wees 'rechts' (katholieken, christelijk-historischen en antirevolutionairen) de begroting evenwel unaniem af, waarbij ook de liberaal Sam van Houten hun zijde koos. Wel verklaarden de diverse sprekers van 'rechts' dat zij niet het gehele kabinetsbeleid wensten af te keuren. Minister-president De Meester had echter laten weten dat de verandering bij het blijvend gedeelte kabinetsbeleid was en dat verwerping van de begroting als afkeuring zou worden beschouwd.
Na oplossing van de crisis regeerde het kabinet nog tot december 1907. Toen verwierp de Tweede Kamer de begroting van Oorlog voor 1908 en kwam het kabinet definitief ten val.
Handelingen Eerste Kamer 1906/07, blz. 288-338
Meer over