Dit is een artikel in de serie Wandelingen door de Handelingen, een kijkje in de Nederlandse parlementaire geschiedenis aan de hand van spraakmakende debatten.
Ten tijde van het kabinet-Kok I werd er gedebatteerd over paspoortfraude. Dit was een beladen thema, aangezien er ooit over een vergelijkbare kwestie een parlementaire enquête was geweest.
Het debat is daarbij demonstratief voor de behandeling van Hans Janmaat, Kamerlid tussen 1982-1986 en 1989-1998 (eerst Centrumpartij en daarna Centrumdemocraten). Men debatteerde liever niet met hem vanwege zijn extreme standpunten en harde toon.
Inhoud
Aanloop
Eind jaren ‘80 vond er al een parlementaire enquête plaats over het ‘Paspoortproject’. De staat had in 1984 een contract gesloten met een partij om een nieuw, fraudebestendig (Europees) paspoort te creëren en in te voeren. De paspoorten bleken echter niet fraudebestendig.
Bijna tien jaar later, in 1996, vroeg het CDA een debat aan naar aanleiding van een rapport van het interregionaal rechercheteam (IRT) Noord- en Oost-Nederland over een groot netwerk van mensensmokkelaars. Daarbij bleek dat het wederom heel eenvoudig was om het Nederlandse paspoort na te maken. Dit was extra pijnlijk vanwege de eerdergenoemde parlementaire enquête. Er waren meerdere casussen van asielzoekers die paspoortfraude hadden gepleegd bekend.
Debat
Vanwege de voorgeschiedenis met paspoortfraude, waardoor eerder al twee bewindspersonen hadden moeten opstappen (Wim van Eekelen (VVD) en René van der Linden (CDA)), werd het debat al snel venijnig. De Kamer drong bij staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Jacob Kohnstamm (D66), aan op maatregelen.
Hoewel het debat hoofdzakelijk over het netwerk van mensensmokkelaars moest gaan, ging het ook al gauw over paspoortfraude bij asielzoekers. Janmaat was een van de eerste politici die zich fel uitsprak tegen immigratie – en met name asielmigratie. Vandaar dat hij asielzoekers ook opzichtig bij het debat probeerde te betrekken.
Zoals hieronder in de Handelingen kan worden gelezen, worstelden de Kamerleden met de vraag ‘hoe om te gaan met Janmaat?’. Na jarenlang genegeerd te worden verhardde Janmaat alleen maar in het debat en reageerden steeds minder Kamerleden op hem.
Handelingen 17 oktober 1996
Hieronder volgt een greep uit de Handelingen om een beeld te schetsen van hoe het debat verliep. De aanvallen van én op Janmaat zouden nog even voortduren. Zo zou Janmaat de regeringspartijen nog uitmaken voor landverraders en wordt hij meermaals op zijn geringe aantal zetels gewezen. Voor de gehele tekst verwijzen wij u graag naar het boek van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (bron onderaan de tekst).
De heer De Hoop Scheffer (CDA): Mijnheer de voorzitter! Ik dank beide staatssecretarissen voor hun beantwoording. Deze interpellatie is voor de CDA-fractie noch voor de regering — zo heb ik gemerkt — het slot van het debat. Het is de opening van een nieuwe cyclus, zo vrees ik. Die vrees is na het antwoord van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken niet weggenomen. Dat zal hij zich ook realiseren. Het is een opmaat naar verder overleg. Het betreft een onderwerp, een dossier, met een brandlucht. En je moet altijd oppassen voor dossiers met brandluchten. Om die reden had ik mij kunnen voorstellen - maar hierover verschillen wij van mening - dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken toen hij vlak voor de zomer een dossier in handen kreeg over vervalsingen, dacht: ik ruik iets, Iaat ik maar de Kamer hiervan op de hoogte stellen, desnoods vertrouwelijk. Maar ik begrijp dat de rest van de informatie die hij ons zojuist heeft gegeven, hem ook aan de lunch pas is geworden. Het is dus allemaal uiterst vers. Ik begrijp ook dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken geen enkele optie uitsluit en onbespreekbaar acht, als wij kijken naar de toekomst van het nationale paspoort. Overigens, collega Verhagen heeft in dit kader een aantal weken geleden in een ander debat al een klein voorzetje proberen te geven. (...)
Mevrouw Sipkes (GroenLinks): Voorzitter! De heer De Hoop Scheffer wil absoluut niet voeding geven aan borrelpraat, maar zowel in zijn eerste termijn als nu praat hij over duizenden. In het persbericht van het IRT staat slechts dat één verdachte melding maakt van duizenden in de afgelopen jaren. Een periode weten wij dus niet. Zou het dan toch niet zorgvuldiger zijn om, zolang wij geen zekerheid hebben, het woord ‘duizenden’ niet iedere keer te herhalen?
De heer Janmaat (CD): Nee, voorzitter, het gaat hier niet om een enkeling. De opmerkingen van de heer De Hoop Scheffer verbazen mij eigenlijk een beetje. De minister heeft, staande achter de regeringstafel, toegegeven, dat het overgrote deel - zij heeft een percentage van ver boven de 70 genoemd - van de asielzoekers dat hier terechtkomt, via mensensmokkel komt. Dat weten wij dan dus allang. Het enige nieuwe element in deze affaire is de vervalsing van de paspoorten. Dat is niet zo’n groot element bij deze kwestie van de mensensmokkel, want de meesten die op deze manier ons land binnenkomen, gooien hun reisdocumenten weg.
De heer De Hoop Scheffer (CDA): Het element mensensmokkel is niet nieuw, maar tijdens het IRT-onderzoek is het een met het ander in verband gebracht. Daarom heb ik gezegd: voor de CDA-fractie gaat deze interpellatie niet alleen over het paspoort, al staat de kwaliteit daarvan wel aan de bron van meer ellende. Als namelijk een paspoort niet deugt, kunnen allerlei mensen daarmee verkeerde dingen doen. De verschillende elementen zijn hierbij elkaar gebracht en daarom heb ik zowel in mijn eerste termijn als nu uitdrukkelijk drie elementen genoemd. De kwestie van het paspoort is politiek gezien de meest serieuze. Het paspoort vormt namelijk de basis voor veel ellende. Daarnaast is er het element mensensmokkel. Evenmin als anderen in dit huis weet ik om hoeveel mensen het hierbij gaat. Er is gesproken over duizenden. Die hebben natuurlijk niet allemaal in opvangcentra gezeten, mevrouw Sipkes. Natuurlijk niet! Alleen, als het irt op basis van één onderzoek spreekt over een ernstige vervuiling, vind ik dat reden om te zeggen: als dit gebeurt, is het dan zo’n wilde veronderstelling om te denken dat zoiets wel meer zal gebeuren? Dan zeg ik: staatssecretaris, ik vind dat u hier nog eens heel serieus naar moet kijken, juist om te voorkomen dat zo’n op zichzelf ellendige en onthutsende situatie die wij nu bespreken, de conclusie oplevert: het zal wel allemaal niet deugen. Die conclusie trek ik dus uitdrukkelijk niet. Ik heb alleen het argument van de staatssecretaris van een heel andere kant bekeken. De staatssecretaris zegt: nier iedereen die via een reisagent komt is malafide. Ik zeg daarentegen: pas op voor de geheel andere redenering. Daarom vind ik onderzoek meer dan gerechtvaardigd.
De heer Janmaat (CD): Voorzitter! Ik mag dus constateren dat er een groot verschil is tussen de uitspraak van de minister van Justitie en die van de heer De Hoop Scheffer. De minister spreekt over het overgrote deel van asielzoekers. Dat zijn er dus tienduizenden. De heer De Hoop Scheffer bagatelliseert de opmerking van de minister.
De heer De Hoop Scheffer (CDA): Ik vlei mij met de gedachte dat ik zelfs als woordvoerder van de grootste oppositiefractie het in bijzondere mate meer met de minister van Justitie eens ben dan met de heer Janmaat...
De heer Janmaat (CD): Dat blijkt niet.
De heer De Hoop Scheffer (CDA): ... en ik vind dat een plezierige gedachte. Voorzitter! Ik handhaaf dus mijn stelling.
De heer Janmaat (CD): Voorzitter! Mag ik...
De voorzitter: Nee, u heeft het woord niet meer. U heeft een interruptie gemaakt en daarop antwoord gekregen. Het woord is nu aan de heer De Hoop Scheffer.
De heer De Hoop Scheffer (CDA): Voorzitter! Ik vond het een zeer constructieve opmerking.
De heer Janmaat (CD): Dit is schandalig! Voorzitter! Ik wil iets zeggen over de orde. Moet ik mij laten beledigen omdat u als voorzitter en lid van dezelfde partij als de heer De Hoop Scheffer mij hier het woord ontneemt?
De voorzitter: Nee, u wordt niet beledigd. Het woord is nu aan de heer De Hoop Scheffer.
De heer De Hoop Scheffer (CDA): Voorzitter! Ik blijf er dus voor pleiten om een onderzoek te initiëren. (...)
Bron: Centrum voor parlementaire geschiedenis (2007). Politiek als passie: twaalf opmerkelijke naoorlogse Kamerdebatten (red. Jan Willem Brouwer, Peter van der Heiden en Jan Ramakers)