Achtergrond: Rare gang van zaken bij motie-Eerdmans
Bij de motie-Eerdmans over het door Nederland niet laten deelnemen aan ReArm Europe was er sprake van een wat merkwaardige gang van zaken. Of beter: van een onreglementaire gang van zaken.
Na het debat op woensdag (5 maart) over de staat van oorlog in Europa en de buitengewone Europese Top van 6 maart werden op donderdagochtend (6 maart) stemmingen gehouden over de ingediende moties, waaronder die van Eerdmans.
Stemmingen geschieden als regel bij handopsteken en zo ook in dit geval. De uitslag over de motie-Eerdmans kon echter niet worden vastgesteld (dat is iets anders dan dat de stemmen 'staakten', of wel: onbeslist).
Als stemmen bij handopsteken geen heldere uitslag oplevert, moet daarna hoofdelijk worden gestemd (artikel 8.26, eerste lid punt a, van het Reglement van Orde). Daarin staat: Er vindt een hoofdelijke stemming over een zaak plaats, indien naar het oordeel van een lid de stemverhouding bij een stemming bij handopsteken niet duidelijk is.
Dat laatste gebeurde evenwel niet, ondanks deze reglementsbepaling. Pas na een hoofdelijke stemming had, als er een gelijk aantal voor- en tegenstemmers zou zijn geweest (en mits de Kamer niet voltallig was), tot herstemming in een volgende vergadering moeten zijn overgegaan (artikel 8.28, tweede lid).
In de vergadering van 6 maart werd na het onvruchtbaar stemmen bij handopsteken geopperd de stemming dan maar aan te houden. Nu kan een indiener dat inderdaad verzoeken. Maar dat kon hier niet: de indiener (Eerdmans) was er vanwege een file nog niet.
Fundamenteler was dat aanhouden van stemming over een motie uiteraard alleen kan vóórdat die stemming plaatsvindt en niet tijdens die stemming. Er werd immers al gestemd, maar
alleen was de uitslag (nog) niet helder. Daarover had een hoofdelijke stemming uitsluitsel moeten geven.
Uiteindelijk vond de volgende dinsdag alsnog de herstemming plaats. Het Reglement van Orde werd echter met voeten getreden.