Kwestie-Irene 1964
In 1964 zorgde het (voorgenomen) huwelijk van prinses Irene, tweede dochter van koningin Juliana, met de Spaanse troonpretendent Carlos Hugo voor veel commotie. Zowel diens aanspraken op de Spaanse troon als het feit dat prinses Irene was overgegaan naar de Rooms-katholieke kerk stonden daarin centraal.
In de politiek kwamen twee vragen centraal te staan: hoe ver sterkt de ministeriële verantwoordelijkheid zich uit voor andere leden van het koninklijk huis dan het staatshoofd en zou een niet-protestant Koning kunnen worden.
Over de eerste vraag brachten de ministers van staat Drees en Oud een advies uit, dat er op neerkwam: hoe dichter bij de troon, hoe sterker de ministeriële verantwoordelijkheid. De tweede vraag werd in de Tweede Kamer op aandrang van PvdA-fractievoorzitter Vondeling beantwoord door KVP en VVD (die geen bezwaren zagen tegen een katholiek op de troon). De fractievoorzitters van ARP en CHU weigerden de vraag te beantwoorden en premier Marijnen stelde dat de vraag niet aan de orde was en dus niet beantwoord behoefde te worden.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Van de vier dochters van koningin Juliana en prins Bernhard was prinses Irene de eerste die te maken kreeg met verwikkelingen rond een mogelijk huwelijk. Anders dan bij het (laatste) koninklijke huwelijk, in 1937, had inmiddels de televisie zijn intrede gedaan en was er sprake van een toenemende wens tot openheid.
Prinses Irene (geboren in 1939) had tot 1962 aan de Rijksuniversiteit Utrecht gestudeerd voor tolk-vertaler Spaans. Nadien verbleef zij geregeld in Frankrijk en Spanje. In januari 1964 reisde zij af naar Madrid, waar zij gast was van de Nederlandse ambassadeur, jhr. W.E. van Panhuys. Door diens bemiddeling gaf zij een interview aan De Telegraaf waarin zij geruchten die over haar waren verschenen, weersprak.
Opmerkelijk genoeg gebruikte zij het interview ook om 'misverstanden' weg te nemen die volgens haar over Spanje bestonden. Dat land werd sinds de burgeroorlog geleid door dictator Franco.
Eén van de geruchten betrof een mogelijke overgang van Irene naar de katholieke kerk. Een tweede ging over een relatie met een Spaanse edelman. Beide geruchten werden ontkend; de overgang naar het katholicisme zelfs via een officiële verklaring van de RVD.
Die ontkenning hield niet lang stand, ook al vanwege het feit dat er een foto van een biddende Irene (in een kerk in Madrid) verscheen. Op 29 januari werd de geloofsovergang (al in de zomer van 1963) bekendgemaakt. Kardinaal Alfrink bleek haar bovendien in januari 1964 te hebben herdoopt.
De geruchten en berichten uit Madrid verontrustten het kabinet-Marijnen en de premier had op 30 januari een gesprek met koningin Juliana. Zij bracht de premier ook op de hoogte van de huwelijksplannen van Irene. De huwelijkskandidaat bleek Don Carlos Hugo de Bourbon Parma te zijn. Hij was leider van de Carlistenbeweging, die aasde op de Spaanse troon na het tijdperk-Franco.
De koningin zag de huwelijksplannen vooral als een particuliere aangelegenheid, maar de premier wilde eigenlijk dat er een persverklaring kwam. Hij meende verder dat er voor het huwelijk geen toestemmingswet moest komen, zodat Irene uit de lijn van troonopvolging zou wegvallen.
Vicepremier Biesheuvel stelde de fractievoorzitters van de grote partijen in de Tweede Kamer (het informele 'seniorenconvent') op de hoogte van die bespreking. De fractievoorzitters van ARP en CHU uitten hierna hun zorgen, met name over de overgang naar het katholicisme. SGP-fractievoorzitter Van Dis sprak zelfs van een 'klap in gezicht van protestants Nederland'.
De koninklijke familie reisde op 1 februari 1964 af naar de Olympische Winterspelen in Innsbruck, maar Irene was daar niet bij. De ministerraad sprak twee dagen later uit dat Irene moest terugkomen naar Nederland voor overleg. Inmiddels was kernkabinet gevormd (het zogenoemde Irenekwartet), bestaande uit de premier en vicepremier en de ministers Scholten (CHU, Justitie) en Toxopeus (VVD, Binnenlandse Zaken). Marijnen onderhield zelf de contacten met de koningin.
Op 4 februari keerden Juliana en Bernhard terug van de Winterspelen. In de late avond (22.30 uur) meldde zij in een korte radiorede dat er geen verloving zou komen. Op een daarna gehouden persconferentie gaf de RVD, bij monde van directeur G.J. Lammers, verder nauwelijks nadere informatie. Lammers volstond met antwoorden te geven op door premier Marijnen opgestelde vragen, zoals 'Ja, het is een man'.
Marijnen stuurde nu wel een brief aan de Tweede Kamer. Oppositieleider Vondeling stelde daar de vraag of de verloving was afgeblazen vanwege druk door de regering. Marijnen zei dat die druk er niet was geweest.
Om in gesprek te komen met de nog altijd afwezige Irene reisden Juliana en Bernhard op 5 februari zelf per vliegtuig af naar Parijs. Wat het doel was en of er zij Irene ontmoetten, bleef onduidelijk. Op 8 februari haalde Bernhard uiteindelijk zijn dochter op uit Madrid. Die dag werd ook de verloving officieel bekendgemaakt via de Spaanse radio en later, in Spanje, door de familie van Carlos Hugo. Het kabinet was daarover ontstemd.
De komst van Irene (met haar vader en verloofde) leidde bij Paleis Soestdijk tot chaotische taferelen. Er was sprake van een vreedzame bestorming van het paleis. Die avond voerde het kernkabinet overleg met de koninklijke familie en werd ook op de Nederlandse radio de verloving bekendgemaakt. Dat laatste gebeurde op 9 februari om 3.00 uur 's nachts.
Premier Marijnen gaf daarna om 4.00 uur nog een persconferentie. Duidelijk was inmiddels dat er geen wettelijke toestemming voor het huwelijk zou worden gevraagd. Premier Marijnen liet in kleine kring duidelijk zijn ontstemming blijken over de handelwijze van Don Carlos en diens familie.
Op 11 februari vond in de Tweede Kamer een eerste debat plaats over de kwestie-Irene. Er werden vooral vragen gesteld over de verhouding staatshoofd-kabinet en over de informatievoorziening. Vondeling stelde dat de premier vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid goed geïnformeerd diende te worden, en dat het daaraan had ontbroken.
Vondeling stelde in het debat ook de vraag of de overgang naar het katholicisme een rol had gespeeld. Marijnen antwoordde dat die vraag niet aan de orde was en dat het kabinet er ook geen uitspraak over had gedaan. De fractievoorzitters van KVP en VVD zagen sowieso geen bezwaar tegen een katholiek op de troon, maar de fractievoorzitters van ARP en CHU weigerden zich daarover uit te spreken.
Nieuwe problemen ontstonden bij het vertrek (op 7 april) voor een staatsbezoek aan Mexico, waarbij Irene op het laatste moment bleek niet mee te gaan. Reden was, volgens een RVD-communiqué, dat zij het werk van Don Carlos als Carlistenleider nu al wilde 'delen'. In het zelfde communiqué werd er melding van gemaakt dat het huwelijk buiten Nederland zou plaatsvinden. Achtergrond waren nieuwe spanningen rond dat huwelijk. Irene was op 6 april op audiëntie bij de paus geweest en wilde haar huwelijk ook door de paus laten inzegenen. Juliana weigerde daar toestemming voor te geven.
Op 14 april vond een (afsluitend) debat in de Tweede Kamer plaats. Daarin werd onder meer ingegaan op de ministeriële verantwoordelijkheid voor andere leden van het koninklijk huis dan het staatshoofd. De premier deelde mee dat de ministers van staat Drees en Oud hierover advies zouden uitbrengen.
Aan de orde kwamen verder de rol van de RVD (waarop veel kritiek was) en van de premier (die de nodige waardering kreeg).
Op 19 april werd door de RVD bekendgemaakt dat de familie van Don Carlos de koningin en prins hadden gemeld dat het huwelijk op 29 april in Rome zou plaatsvinden. Bernhard en Juliana lieten op hun beurt weten daarbij niet aanwezig te zullen zijn.
Het kabinet, dat evenmin eerder op de hoogte was gesteld van de huwelijksplaats en -datum, besloot dat er op 29 april niet zou worden gevlagd. De televisie zond het huwelijk wel uit.
Een dag later waren minister-president Marijnen en vicepremier Biesheuvel gast op bordes van paleis Soestdijk tijdens het traditionele defilé op koninginnedag. De koningin maakte dat gebaar uit waardering voor het door het kabinet gevoerde beleid.
Daarmee kwam er een einde aan de ruim drie maanden durende kwestie-Irene. Een jaar later zou het voorgenomen huwelijk van kroonprinses Beatrix met Claus von Amsberg tot nog veel meer tumult zorgen. Toegenomen media-aandacht en een kritischer opstelling raakten ook het koninklijk huis.
Als afgeleide van de kwestie werd ook de rol van de Rijksvoorlichtingsdienst bij contact tussen koninklijk huis en pers nog eens tegen het licht gehouden. Dit leidde tot een betere afstemming, maar de relatie pers-koninklijk huis zou moeizaam blijven.
Meer over