Structureel begrotingsbeleid (Zijlstranorm)
De Zijlstranorm was een begrotingsnorm waarbij de ruimte voor nieuwe overheidsuitgaven of belastingverlagingen werd berekend aan de hand van de trendmatige ontwikkeling van de belastinginkomsten, uitgaande van een bepaald aanvaardbaar geacht financieringstekort. Conjuncturele schommelingen van de belastingopbrengsten hadden (althans in theorie) geen invloed op dit structurele begrotingsbeleid. Mee- en tegenvallers werden opgevangen in het financieringstekort (of -overschot).
Inhoudsopgave van deze pagina:
Het structurele begrotingsbeleid (de Zijlstranorm) werd geïntroduceerd door minister Zijlstra in de Miljoenennota 1960. Op basis van de verwachte trendmatige reële economische groei en de daarbij behorende belastingopbrengsten werd de 'structurele ruimte' voor nieuwe overheidsuitgaven of belastingverlagingen berekend. Deze ruimte werd verdeeld over uitgavenstijgingen en veranderingen in de lasten, en het ministerie van Financiën verdeelde de ruimte over de verschillende ministeries.
Het kabinet kon veranderingen in deze verdeling aanbrengen, als het totale effect daarvan maar optelde tot nul. Daarnaast kon de ruimte voor uitgaven worden vergroot door lastenverzwaringen.
Normering van het financieringstekort was de kerngedachte van Zijlstra achter het structurele begrotingsbeleid. Uitgaande van een gewenst overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans voor de financiering van ontwikkelingshulp, moest het begrotingssaldo van de overheid het structurele spaaroverschot van de particuliere sector neutraliseren. Jaarlijkse afwijkingen van de norm door conjuncturele of incidentele oorzaken werden toegestaan.
Ten tijde van de invoering van het structurele begrotingsbeleid werd aangenomen dat het financieringstekort een aanvaardbare omvang had, gelet op het spaaroverschot van de particuliere sector. Het doel was daarom het financieringstekort constant te houden in absolute zin. Bij een groeiend nationaal inkomen zou het tekort dalen als percentage van het nationaal inkomen.
Het structurele begrotingsbeleid is toegepast in de jaren '60 en '70 van de twintigste eeuw. Bij de aanvang draaide het vooral om de berekening van de begrotingsruimte en de aanwending daarvan. Vanaf de Miljoenennota 1963 kwam er meer aandacht voor de hoogte van het structurele begrotingstekort.
In de loop der tijd werd de berekening van het structureel (aanvaardbare) tekort steeds complexer en werden afwijkingen van het structurele kader regelmatig toegestaan. Verruimingen werden meer toegepast dan beperkingen.
Meer over