Legering in Srebrenica nooit in kabinet of Kamer besproken
Het besluit om Nederlandse VN-militairen in Srebrenica te stationeren, is nooit als zodanig in het kabinet of de Tweede Kamer besproken. Dat verklaarden de oud-ministers Kooijmans en Ter Beek voor de parlementaire enquêtecommissie.
Er is door het kabinet alleen een besluit genomen over het leveren van Nederlandse militairen voor een eventueel te vormen vredesmacht. Toen zo'n vredesregeling uitbleef, vroeg de VN of Nederland die toegezegde militairen ter beveiliging van de zogenaamde 'safe areas' wilde inzette. Uiteindelijk werd in november 1993 Srebrenica aangewezen. Kooijmans beklemtoonde dat de situatie in Bosnië wel voortdurend ter sprake kwam in ministerraadsvergaderingen.
Ter Beek bestreed met klem dat generaal Couzy indertijd van een 'mission impossible' had gesproken. De generaals Couzy en Van der Vlis hadden wel hun bedenkingen, maar vonden niet dat er voor de Nederlandse militairen onaanvaardbare risico's zaten aan de missie. Ter Beek had geen reden gezien om die bedenkingen aan de Tweede Kamer te melden.
De Nederlandse regering is er steeds vanuit gegaan dat er luchtsteun zou komen als de enclave Srebrenica bedreigd zou worden. Het is voor Kooijmans en Ter Beek onbegrijpelijk en onverklaarbaar dat die steun is uitgebleven. Overigens had secretaris-generaal Boutros Ghali van de Verenigde Naties, ondanks aandrang van Nederlandse zijde, geweigerd een garantie voor dergelijke luchtsteun af te geven.