Dit is een artikel in de serie Wandelingen door de Handelingen, een kijkje in de Nederlandse parlementaire geschiedenis aan de hand van spraakmakende debatten.
In een gedoogconstructie, zoals die van het kabinet-Den Uyl, is het soms schipperen. Het vereist het ene moment compromissen te sluiten en het andere moment juist om een grens te trekken door te dreigen met een kabinetscrisis. Een van de resultaten van het vechtkabinet-Den Uyl: de Oosterscheldekering.
In de jaren 1960 was men al begonnen met het afsluiten van de Oosterschelde als onderdeel van de Deltawerken. Het verzet daartegen groeide van vissers, zeezeilers en milieuorganisaties. Zij pleitten als alternatief voor verhoging van de dijken, wat door Zeeland als onvoldoende werd gezien om beschermd te zijn tegen overstromingen.
In Keerpunt '72 waren de PvdA, D'66 en PPR overeengekomen dat uitstel en meer onderzoek nodig was. Een commissie bood in 1974 als oplossing een stormvloedkering, waardoor de Oosterschelde alleen afgesloten hoefde te worden als het nodig was. Het was echter wel een duurdere oplossing. Zowel minister van Verkeer en Waterstaat Tjerk Westerterp (KVP) als minister van Financiën Wim Duisenberg (PvdA) waren tegen het plan. Het kabinet stemde op 9 november 1974 echter in, nadat premier Joop den Uyl (PvdA) Duisenberg had overgehaald en gedreigd had met een kabinetscrisis.
Vanuit de Provinciale Staten bleef weerstand tegen het plan, wat weerklonk in het debat in de Tweede Kamer van 20 en 21 november 1974. Maarten Schakel – Kamerlid van gedoogpartner ARP – diende daarom een motie in tegen het plan. Westerterp gaf vervolgens aan dat bij het aannemen van de motie het kabinet zich zou beraden op de gevolgen, een mogelijke kabinetscrisis.
Slechts 8 van de 41 Kamerleden van de gedoogpartners ARP en KVP steunden het plan. Met 67 voor- en 75 tegenstemmen werd de motie echter alsnog verworpen. Cruciaal waren daarbij de zeven zetels van de CPN. Zij waren tegen het plan, maar wilden niet samen met 'rechts' het kabinet ten val brengen.
Handelingen Tweede Kamer, 20 november 1974
De heer De Koning (B.P.): Ik had nog een vraag gesteld, waarop de Minister nog geen antwoord heeft gegeven. Als de meerderheid van de Kamer het standpunt van de Regering afwijst, is de Minister dan bereid om onmiddellijk mee te werken aan de totale afsluiting van de Oosterschelde?
Minister Westerterp: Ik heb op zich zelf niets toe te voegen aan de woorden, die ik heb uitgesproken. Ik heb commentaar gegeven op de motie van de heer Van Rossum. Ik heb mijn commentaar gegeven op de motie van de heer Van Rossum en op de motie van de heer De Koning. Bovendien heb ik het standpunt van de Regering ten aanzien van de motie van de heer Schakel bekendgemaakt.
Ik wil er nog op wijzen dat, welk besluit het kabinet ook zou hebben genomen ten aanzien van de vorm van afsluiting van de Oosterschelde, altijd een storm zou zijn opgestoken. Ik wil eraan toevoegen, dat het kabinet de vorm van afsluiting van de Oosterschelde beschouwt als een ernstige aangelegenheid, waarover het na langdurige beraadslagingen tot een beslissing is gekomen, die ik tegenover de Kamer heb verdedigd. Indien de motie-Schakel wordt aangenomen, ontstaat een ernstige situatie waarop het kabinet zich op zeer korte termijn heeft te beraden.
De heer De Koning (B.P.): Dat is geen duidelijk antwoord op mijn vraag.
Minister Westerterp: Ik heb er niets meer aan toe te voegen, mijnheer de Voorzitter.
[...]
De heer Cornelissen (K.V.P.): Mijnheer de Voorzitter! Gelet op het grote belang van het sparen van het unieke Oosterscheldegebied is een aantal Ieden van onze fractie na het knappe betoog van de Minister in tweede termijn – waarin zij een waarborg zagen voor een aanvaardbare veiligheid – bereid, de Regering te volgen in haar beleid. Voor de overgrote meerderheid van onze fractie weegt echter de aan de West-Brabantse en Zeeuwse bevolking in uitzicht gestelde deltaplan-veiligheid in 1978 zo zwaar dat zij na zorgvuldige afweging van de in het geding zijnde belangen een verder uitstel van een afsluiting van de Oosterschelde niet verantwoord acht. Zij zal derhalve haar steun aan de motie-Schakel geven. Dezelfde leden zullen ook de motie van de heer Van Rossum steunen.
De heer Schakel (A.R.P.): Mijnheer de Voorzitter! Op zichzelf heb ik geen behoefte aan een stemverklaring, maar ik moet wel mededelen dat voor twee leden van mijn fractie afweging van alle in het geding zijnde factoren geleid heeft tot de eindconclusie dat zij tegen mijn motie zullen stemmen.