De benoeming van Geert Wilders tot tweede ondervoorzitter van de Tweede Kamer is opmerkelijk. Fractievoorzitters maakten, sinds het Presidium in 1966 werd ingesteld, daar nooit deel van uit. Fractievoorzitter leek moeilijk te combineren met het ondervoorzitterschap. Er was overigens wel één uitzondering: Geert Wilders.
Wilders was van december 2006 tot juni 2010 Presidiumlid en trad in die periode (met name in 2007) enkele keren als fungerend voorzitter op.
Er was daarentegen eerder wel een fractievoorzitter eerste ondervoorzitter van de Kamer. SDAP-voorman Pieter Troelstra werd in september 1913 en september 1914 als tweede op de voordracht voor het voorzitterschap gezet (de Kamer droeg toen drie kandidaten voor aan de koningin). Dat betekende dat hij daarmee tevens eerste ondervoorzitter was.
Op 28 april 1914 nam hij voor het eerst de leiding van de vergadering van voorzitter Goeman Borgesius over en later deed hij dat nog eens. Het was toentertijd overigens ongebruikelijker dat de voorzitter zich vaak liet vervangen. Toch was de combinatie niet gelukkig. In 1915 werd zijn fractiegenoot Jan Schaper eerste ondervoorzitter.
Ook in de jaren vijftig en begin jaren zestig zaten enkele fractievoorzitters geregeld in de voorzittersstoel. Als de Kamervoorzitter en de twee ondervoorzitters niet aanwezig waren, nam het oudste aanwezige lid (in leeftijd) het voorzitterschap over. Enige jaren viel die taak dan ook geregeld toe aan de fractievoorzitters van VVD en CHU: P.J. Oud en H.W. Tilanus.
Voordat het Presidium werd ingesteld bestond er een zogenaamde Centrale Afdeling. Daarvan maakte, naast de Kamervoorzitter, juist wel de fractievoorzitters van de vijf grootste fracties deel uit.