Achtergrond: minister van buiten de coalitie
Het is zeer uitzonderlijk dat een minister toetreedt tot een kabinet, terwijl zijn partij niet tot de coalitiepartijen behoort. De laatste keer dat dit gebeurde, was in 1945. De ARP'er J. Meynen werd toen minister van Oorlog in het kabinet-Schermerhorn. De ARP wees regeringsdeelname juist af, omdat zij tegen de wijze was waarop de vele vacatures in het parlement zouden worden opgevuld. Meynen was voor hij minister werd secretaris-generaal van het ministerie van Oorlog.
In 1939 trad tegen de zin van de ARP Pieter Gerbrandy toe tot het kabinet-De Geer II. De ARP maakte daar als partij geen deel van uit. Het kabinet was aangetreden na de spoedige val van het vijfde kabinet-Colijn. Gerbrandy nam de stap op persoonlijke titel.
Tijdens de formatie van het kabinet-Cals in 1965 werd even overwogen staatssecretaris Haex, die staatssecretaris op Defensie was in het aftredende kabinet-Marijnen, te handhaven. Hij werd gezien als een vooral technocratische bewindspersoon (hij was pas toen hij staatssecretaris werd CHU-lid geworden). Uiteindelijk waren er toch te veel bezwaren, met name van de zijde van de PvdA.
Tamelijk curieus was de benoeming van jhr. A.C.D. de Graeff in 1937 tot minister van Buitenlandse Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Volgens zeggen dachten sommigen dat hij CHU'er was, maar hij bleek (partijloos) liberaal. Voor een minister van BuZa was dat alles overigens niet zo belangrijk.
Femke Halsema onthulde in haar autobiografie dat Lodewijk Asscher in 2012 had overwogen haar minister te maken in het kabinet-Rutte II van VVD en PvdA. Dat ging echter niet door.