Zelfstandig mandaat een zegen?
Landelijke verkiezingen zijn complex en vergen daarom organisatie en leiding. Partijen spelen daarbij een centrale rol, zeker sinds in 1917 de evenredige vertegenwoordiging werd ingevoerd. Zij stellen (als regel) de kandidatenlijsten op en organiseren de campagne. Als partijen democratisch zijn georganiseerd, dan hebben leden invloed op de vraag wie er in welke volgorde op de lijst komen. Dat is een belangrijk democratisch principe.1)
De rol van partijen en het lijstenstelsel is van belang bij de vraag wie er op basis van de uitslag Kamerleden worden. Stemmen die de lijstrekker 'over heeft' worden overgedragen aan de nummer twee en zo verder aan lagere kandidaten. Hoog op de lijst biedt betere kansen. Alleen voorkeurstemmen, waarbij een kwart van de kiesdeler volstaat, kunnen de volgorde doorbreken. De invloed van partijen is dus groot, maar - nogmaals - in democratische partijen hebben kiezers medezeggenschap. Het is meer dan eens gebeurd dat een zittend Kamerlid laag op de conceptlijst werd gezet en leden ervoor zorgden dat hij of zij plaatsen steeg.
De toedeling van plaatsen vond tussen 1922 en 1994 plaats op basis van de zogenoemde lijstkiesdeler. Grotere partijen dienden meerdere (verbonden) lijsten in. Om te worden gekozen was de halve lijstkiesdeler vereist. In de praktijk was die drempel hoog. Tot 1994 kwamen slechts drie kandidaten via voorkeurstemmen in de Kamer. In 1994 werd de drempel verlaagd en in 1997 ging die zelfs van een halve naar een kwart kiesdeler. Het effect was bij de Tweede Kamerverkiezingen niettemin gering 2).
D66 stelt nu een systeem voor waarbij kiezers ofwel op een partij stemmen, ofwel op een persoon. De wijziging betreft alleen de zeteltoewijzing aan kandidaten op de lijst. Verondersteld wordt dat bijvoorbeeld zestig procent van de kiezers op de lijst stemt en veertig procent op een persoon. Via de partijstem komen dan bijvoorbeeld twaalf leden (de eerste twaalf van de lijst) in de Kamer en de acht overige via de persoonslijst. Bij die acht is het niet van belang of iemand een drempel haalt, want die vervalt. Dat betekent dus dat als nummer 31 van een lijst één stem meer heeft dan nummer dertien, nummer 31 toch is gekozen. Het systeem doet enigszins denken aan het kiesstelsel zoals we dat tussen 1918 en 1922 kenden. Ook toen was er geen (lijst)kiesdeler. Het leidde ertoe dat acht kandidaten via 'voorkeurstemmen' werden gekozen. Voor de Economische Bond, met M.W.F. Treub als lijsttrekker, kwam een laaggeplaatste kandidaat met relatief weinig stemmen toch in de Kamer. De meeste stemmen op die partij gingen namelijk naar Treub.
In het door D66 voorgestelde stelsel zullen kiezers bij de 'persoonsstem' ongetwijfeld toch vaak op een hooggeplaatste kandidaat stemmen. Ik kan me zo maar voorstellen dat bijvoorbeeld Pia Dijkstra veel stemmen zal halen. In principe heeft dat weinig betekenis, in de zin dat hooggeplaatste kandidaten toch wel worden gekozen (op basis van de partijstem). Hoe meer mensen op een hooggeplaatste kandidaat stemmen, des te minder zullen dat op een lager geplaatste doen. Van de nummers dertien tot vijftig kan iemand dan nogal willekeurig worden gekozen.
Doel van het D66-voorstel is versterking van het zelfstandige mandaat, waardoor er 'onafhankelijker' (dualistischer) Kamerleden komen. Of dat in alle opzichten wenselijk is, is - gezien de toegenomen politieke fragmentatie - de vraag. Het kan het maken van afspraken bij de coalitievorming moeilijker maken en het kan leiden tot Kamerleden die zich weinig aantrekken van de partijlijn. Ik heb - zo kunnen ze dan immers zeggen - een eigen mandaat. Of en in welke mate dit effect gaat optreden, is onzeker. We weten wel dat het zich in het Verenigd Koninkrijk, waar alle leden een eigen mandaat hebben (zij worden immers in districten gekozen), niet in sterke mate voordoet.
Zelfstandig opereren en onafhankelijk tot een keuze komen, lijkt mij vooral een kwestie van karakter. In het verleden waren er legio Kamerleden die zonder 'eigen mandaat' regelmatig anders stemden dan de fractiemeerderheid. De vrijheid om af te wijken van de partijlijn is hoogstens in die zin groter, dat dit de eigen herverkiezing iets minder in gevaar zou kunnen brengen. De 'dissident' moet dan een volgende keer wel weer op de lijst worden geplaatst (in democratische partijen hebben leden ook daar zeggenschap over). Of het D66-stelsel per se tot onafhankelijker Kamerleden leidt en of in het algemeen de samenstelling van de Kamer beter wordt, valt te bezien. Vraag is of (alle) laaggeplaatsten zelf campagne gaan voeren en dan direct aangeven: op die en die punten ga ik afwijken van partijstandpunten.
Het huidige stelsel met een centrale rol voor partijen, maar met invloed van leden op de kandidaatstelling (en ieder is vrij om lid van een partij te worden) en met de mogelijkheid om een 'correctie' aan te brengen via de voorkeurstem, heeft zeker ook nadelen. Of het voorgestelde stelsel beter is, valt echter te bezien.
-
1)Lezenswaardig is: Niels van Driel en Ron de Jong, De Tweede Kamerverkiezingen in vijftig stappen (Den Haag 2014)
-
2)