Troonrede 1985 (volledige tekst)
In de integrale tekst van de troonrede 1985 is door de redactie structuur aangebracht, zodat u snel tussen de onderdelen kunt navigeren.
Inhoudsopgave van deze pagina:
Leden van de Staten-Generaal,
De gunstige wending, die onze economie vorig jaar heeft genomen, is markant.
Eindelijk, na vele jaren van teruggang, groeit de werkgelegenheid in de bedrijven weer; ook bieden deeltijdbanen, algemene arbeidstijdverkorting en de verschillende jeugdplannen steeds meer kansen op werk. Zo zullen er dit jaar, naar verwachting, 65000 mensen meer aan het werk zijn.
Deze keer ten goede sterkt de regering in haar overtuiging dat het gevoerde beleid voortgezet moet worden; een beleid, gericht op groei en verdelen van arbeid zodanig, dat werk voor meer mensen hand in hand gaat met een veerkrachtiger economie.
Voor dat beleid zijn zware offers gebracht. Vele arbeidsongeschikten en anderen die, eenmaal werkloos, niet meer aan de slag kwamen, hebben wel de lasten moeten dragen maar niet de vruchten kunnen plukken. De regering beseft dat dit wrang is. Tegelijkertijd moet vastgesteld worden dat er zonder dit beleid nu veel meer werklozen zouden zijn, terwijl het niveau van de uitkeringen bij gebrek aan economisch draagvlak bedreigd zou worden door verdere uitholling.
De regering wil allerminst pretenderen, dat uitsluitend haar beleid tot verbetering heeft geleid. In feite worden nu ook de resultaten zichtbaar van wat in 1982 in de Stichting van de Arbeid tussen werknemers en werkgevers is afgesproken inzake rendementsherstel en herverdeling van arbeid. De sindsdien aan sociale partners gelaten vrijheid, heeft sterk bijgedragen tot het herstel en de mogelijkheid profijt te trekken van de verbetering in de wereldeconomie.
Voor de overheid was één van de klemmende problemen het voortdurend groeiend tekort en de verleiding schulden op de toekomst af te wentelen. De toenemende rentelasten, voortvloeiend uit gemaakte schulden, dreigden steeds minder ruimte te laten voor nuttige uitgaven. Dit kon zo niet doorgaan. Daarom is de overheid veel soberder in het doen van uitgaven geworden.
Ondanks de alsmaar toegenomen rentelasten is het tekort sinds 1983 jaar op jaar verminderd. Volgend jaar zal dat opnieuw gebeuren. Dit beleid, gericht op vermindering van het tekort, moet nog een aantal jaren worden volgehouden.
De matiging van arbeidskosten heeft bijgedragen tot het onder de knie krijgen van de geldontwaarding. In verband daarmee wordt voorgesteld de algemene huurverhoging te beperken tot twee procent, terwijl de verwachte ontwikkeling van de energieprijzen toestaat dat ook de prijs voor aardgas minder sterk stijgt.
De versterking van de positie van het bedrijfsleven heeft het vertrouwen in onze economie helpen herstellen. Gelukkig is ook hier, vooral dankzij de arbeidskostenmatiging, veel bereikt. Daar komt nu geleidelijk de rentedaling bij. Nu ook de binnenlandse afzet duidelijk gaat groeien, kunnen meer sectoren van ons bedrijfsleven delen in het herstel van rendement. Vooral het midden- en kleinbedrijf zal hier baat bij hebben.
Geleidelijk aan moeten de overheidsactiviteiten weer mede gedragen worden door een sterk bedrijfsleven in plaats van dat het bedrijfsleven steeds meer rust op een subsidiërende overheid, die daarvoor schulden maakt.
Gegeven de verbeterde positie van het bedrijfsleven en gelet op de noodzaak van een voortgaande vermindering van het financieringstekort, wordt in 1986 slechts in geringe mate geld uitgetrokken voor verdere lastenverlichting. Meer doen dan thans wordt voorgesteld zou niet verantwoord zijn. Wel zullen veranderingen plaats vinden. De premie voor de kinderbijslag die door bedrijven en zelfstandigen betaald wordt, zal omlaag kunnen bij aanvaarding van het nieuwe stelsel van studiefinanciering.
Anderzijds zal worden voorgesteld premies krachtens de Wet op de investeringsrekening alleen nog maar te geven aan burgers of bedrijven die belasting betalen.
Voor enkele specifieke problemen in het midden - en kleinbedrijf en de zeescheepvaart wordt een oplossing gezocht.
Administratieve verplichtingen vormen een last voor het bedrijfsleven. Daarom zal de regering op korte termijn beslissingen nemen over concrete voorstellen die haar gedaan zijn.
Er is ook een vraagstuk van de juiste maat bij regelgeving in de agrarische sector, gelet op de verzadiging van de internationals markt en de grenzen in verband met bodemvruchtbaarheid en natuur.
Op velerlei terrein komen vernieuwingen op gang. Zo kunnen informatica, automatisering en telecommunicatie ten bate van de samenleving ontwikkeld worden. Daartoe is nodig een gemeenschappelijke krachtsinspanning van de overheid en de betrokken maatschappelijke sectoren.
Bij enkele belangrijke activiteiten, zoals in het kader van het informatica-stimuleringsplan, wordt reeds succes geboekt; maar er is aan onderzoek en ontwikkeling nog veel te doen.
Ofschoon weer enige economische groei wordt bereikt, moet met het besteden van die groei ter wille van de werkgelegenheid buitengewoon voorzichtig worden omgegaan. Dat betekent voor de koopkracht nog steeds pas op de plaats, om het concurrentievermogen van de bedrijven verder te versterken, om de overheid tot een goede, maar ook betaalbare, dienstverlening in staat te stellen en om herverdeling van het werk te bekostigen.
Naast volledige inflatiecorrectie is er nog geen ruimte voor belastingverlaging. Daarvoor is het tekort van de overheid nog te groot. Bovendien zullen de komende jaren de inkomsten uit aardgas fors dalen. Wel kunnen bij het herstel van de economie, waardoor meer mensen de premielast voor de sociale zekerheid opbrengen, alsmede door ombuigingen in de sociale zekerheid, de premies lager worden vastgesteld. Dit betekent een ondersteuning van de koopkracht.
Bij alle discussies over koopkrachtverbetering van verschillende groepen van burgers, waarbij het soms gaat om halve procenten, is het goed erop te wijzen, dat met name bij verlies van werk het grootste koopkrachtverlies optreedt. Het kan daarbij gaan om tientallen procenten. Daarom is het zo belangrijk, ook voor hen die geen werk hebben, dat werkenden door matiging bijdragen aan behoud van koopkracht en kans op werk.
In aansluiting op wat in en met de Stichting van de Arbeid is afgesproken, zullen in het overleg met de sociale partners twee onderwerpen bijzondere aandacht moeten krijgen.
Allereerst zijn er knelpunten in de arbeidsmarkt, daar waar het tekort aan mensen met bepaalde opleidingen en vakkennis verdere groei en verdeling van werk in de weg staat.Daarnaast is bijzondere aandacht nodig voor de langdurig werklozen. Juist nu zovelen die een baan zoeken weer perspectief krijgen, kunnen wij er nog minder in berusten dat honderdduizenden langdurig werkloos zijn en dat zoveel jongeren zich zouden instellen op blijvende werkloosheid en daaraan gewend raken.
De regering zal ook meer aandacht geven aan het vraagstuk dat de burger door het totaal aan belastingen, premies en subsidies soms vrijwel niets overhoudt van een extra verdiende gulden.Bij alle inspanningen ten gunste van werkgelegenheid, welvaart en lagere overheids tekorten moet ook antwoord gegeven worden op structurele veranderingen in de samenleving.
Voorzieningen moeten aangepast worden aan gewijzigde omstandigheden en inzichten. Naast de vergrijzing zijn in dit verband van belang de behoefte aan individualisering, emancipatie en grotere eigen verantwoordelijkheid, alsmede de noodzaak van meer solidariteit tussen burgers en minder afwenteling op de overheid.
Hopelijk wordt het "Beleidsplan Emancipatie" spoedig behandeld.De stelselherzieningen met betrekking tot sociale zekerheid, ziektekostenverzekering en studiefinanciering, zijn grondige aanpassingen van enige decennia oude regelingen en voorzieningen aan gewijzigde maatschappelijke verhoudingen en inzichten van nu. De redegeving van deze voorstellen is dus niet allereerst bezuinigen; wel beogen ze de kosten te beheersen en te voorkomen dat deze in toenemende mate op de overheid worden afgewenteld. Hoofdzaak is evenwel een grondige vernieuwing.
Dit is hard nodig, want zonder aanpassingen zou stilstand tot onrecht leiden.De regering hecht aan een snelle behandeling van deze voorstellen met het oog op duidelijkheid en werkelijk uitzicht op sociale zekerheid.
Aanpassing aan nieuwe tijden is evenzeer aan de orde in de volksgezondheid. Al is er nog veel aan kostenbeheersing te doen, de wijze waarop men bijvoorbeeld bij de budgettering de eigen verantwoordelijkheid beleeft, verdient waardering. De moderne geneeskunde stelt ons voor indringende problemen rond het nieuwe leven en de dood. Beide zijn voor een samenleving die menselijke waarden respecteert en gekenmerkt wil worden door eerbied voor het leven, van uitzonderlijk groot belang.
Met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid kan onze rechtsstaat niet heen om vragen die zich hier opdringen. De regering is dankbaar voor het rapport van de staatscommissie - euthanasie en zal op korte termijn haar standpunt bepalen.
Aanpassingen aan nieuwe tijden gelden ook voor het onderwijs- en onderzoekbestel, dat met de afronding van een omvangrijk wetgevingsprogram,een op de toekomst berekend fundament krijgt.
Onderzoek, scholing en vorming versterken de kans op werk en de kwaliteit van de economie. Naast beroepsonderwijs en leerlingwezen zullen ook bijscholing en omscholing van volwassenen via overleg met de sociale partners een extra stimulans krijgen. Bijzondere aandacht blijft uitgaan naar leerlingen, die meer begeleiding nodig hebben om zich te ontplooien. Het speciaal onderwijs en het onderwijsvoorrangsbeleid vervullen daarin een centrale rol. Zo zullen kansarmen toch kansen krijgen.
Aanpassingen zijn ook onvermijdelijk in het mediabeleid, met name met betrekking tot het omroepbestel. De regering rekent op een vruchtbare dialoog over de voorgestelde nieuwe mediawet.
Toenemende criminaliteit en het gevoel van onveiligheid stellen ons voor grote problemen. De uitvoering van het beleidsplan "Samenleving en criminaliteit" zal in de komende jaren veel inspanningen vragen, maar als de overheid, ook de lokale overheid, en de samenleving in al haar geledingen goed samenwerken, moet het mogelijk zijn de misdaad weer terug te dringen.
Voor aanpak van de criminaliteit - zeker als het gaat om de massaal voorkomende kleine criminaliteit - is strafrechtpleging alléén niet voldoende. Wel moeten zij die de strafrechtpleging toepassen over voldoende mankracht en middelen beschikken, met als sluitstuk voor de zwaardere vormen van misdaad een toereikende gevangeniscapaciteit.
Als het gaat om de kwaliteit van onze samenleving, moeten wij allen de verdraagzaamheid jegens elkaar bevorderen en discriminatie in al haar vormen steeds bestrijden.
De overheid mag er geen twijfel over laten bestaan dat alle burgers gelijke mogelijkheden moeten hebben. Dit uitgangspunt vindt zijn uitwerking op tal van terreinen. Onafhankelijk van de overheid, is het Landelijk Bureau Racismebestrijding aan het werk gegaan.
Een ander voorbeeld is de poging van de regering zich uit te spreken over rechten en plichten van hen die in en buiten huwelijk samenleven. Vermelding verdient ook het feit, dat komend jaar voor het eerst niet-Nederlandse ingezetenen aan de gemeenteraadsverkiezingen deel zullen nemen.
Bij de zorg voor het milieu zullen problemen als zure regen, het mestoverschot en het kanaliseren van afvalstromen veel aandacht blijven vragen.
Naast het beheer van ons land gebiedt het belang van onze cultuur, bij ombuigingen kunsten, musea en monumentenzorg bewust te ontzien.
In 1986 zal de stormvloedkering in de Oosterschelde gereed komen, hetgeen een historisch moment zal zijn in de strijd tegen overstromingsrampen. Het streven is in 1990 de Deltawerken geheel gereed te hebben.
In de rij der provincies schaart zich een twaalfde: Flevoland, met een eigen bestuur. In het kader van de reorganisatie van de rijksdienst wordt het aantal adviescommissies drastisch verminderd.
Dat enkele structurele veranderingen tijd vergen, spreekt voor zichzelf. Immers, deregulering, decentralisering en privatisering, behoren niet direct tot de traditionele departementale cultuur. Toch is reeds voortgang gemaakt; deze wordt dit jaar bij de begroting per ministerie aangegeven. Voor het eerst sedert tientallen jaren vermindert gedurende een kabinetsperiode het arbeidsvolume bij de overheid. Desondanks kunnen ook bij de rijksoverheid meer mensen aan het werk, dankzij de doorm gevoerde arbeidsduurverkorting, deeltijdarbeid en het jeugdwerkplan.
De structuur van het Koninkrijk zal met in gang van 1 januari 1986 een belangrijke wijziging ondergaan. Aruba wordt dan, op weg naar voorgenomen onafhankelijkheid, een afzonderlijk land, naast Nederland en de Nederlandse Antillen.
Vanaf 1 januari 1986 zal Nederland voor zes maanden het voorzitterschap van de Europese Gemeenschap bekleden. De problemen van interne markt en vrijhandel, het Europa der technologie, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de milieuproblematiek, zullen dan eens te meer inspanningen vragen. Dat geldt ook heel bijzonder voor betere besluitvorming in Europa. De situatie in de ontwikkelingslanden is niet uitzichtloos maar vraagt wel om verdere inspanningen op een breed terrein.
Ontwikkelingssamenwerking
Nederland wil daarbij, ook met betrekking tot hulp, in de voorhoede blijven. Daarom is een aantal vèrstrekkende besluiten genomen om veilig te stellen, dat anderhalf procent van het netto nationaal inkomen jaarlijks daadwerkelijk en structureel beschikbaar zal zijn en om de reeds jaren slepende stuwmeerproblematiek tot een oplossing te brengen. Als gevolg daarvan wordt in 1986 de begroting voor ontwikkelingssamenwerking duidelijk verhoogd.
De situatie in Zuid-Afrika vervult de regering met diepe zorg. De Nederlandse regering veroordeelt de apartheidspolitiek van de regering van Zuid-Afrika als een ontkenning van de fundamentele gelijkwaardigheid van mensen. In het besef, dat allen in Zuid-Afrika zelf tot constructieve besprekingen moeten komen over hun gezamenlijke toekomst, tracht de regering tezamen met de Europese partners waar mogelijk een bijdrage te leveren aan het zo noodzakelijke veranderingsproces.
Het vraagstuk van vrede en veiligheid zal ook het komende parlementaire jaar aller aandacht vragen. De omvang van de reeds aanwezige bewapening blijft een beroep op beperkingen inhouden, zeker nu de technologische ontwikkeling ons voor nieuwe vraagstukken stelt.
Met betrekking tot de eventuele plaatsing van kruisvluchtwapens in Nederland heeft ons land vorig jaar het 1 juni-besluit genomen. Dat besluit was en is erop gericht een ommekeer in de wapenwedloop te bereiken. Het bevatte de uitnodiging aan de Soviet-Unie zich met betrekking tot het aantal geplaatste SS 20-systemen te beperken tot ten hoogste 378 - zoveel stonden er toen - dan wel het aantal voor 1 november 1985 weer teruggebracht te hebben.
Met dit besluit, dat Uw steun heeft gekregen, is het voor de Sovjet-Unie duidelijk geworden waar, en waar alleen, de mogelijkheid ligt Nederland alsnog van plaatsing te doen afzien en veertig jaar na de tweede wereldoorlog een mede voor de Sovjet-Unie gunstige wending in de wapenwedloop te bewerkstelligen.
In aansluiting hierop zal op 1 november aanstaande bepaald worden of met de Verenigde Staten een overeenkomst moet worden gesloten over de plaatsing van kruisvluchtwapens op Nederlands grondgebied. In samenhang daarmee zullen tevens de nucleaire taken, zoals die door onze krijgsmacht worden vervuld, nader in beschouwing worden genomen.
De regering beseft dat over de mogelijke plaatsing van kruisvluchtwapens in onze samenleving sterk verschillend wordt gedacht. Bij alle verschil in standpunten zijn diepe betrokkenheid bij en ernstige zorg over vrede en veiligheid in de wereld evenals de taak van ons land in dat verband, een gemeenschappelijk element.
Het onderwerp verdient in een democratie grondige discussie met respect voor ieders diepgevoelde overtuiging; respect ook voor de verschillende verantwoordelijkheden, waarvoor ieder is gesteld; respect tenslotte voor democratische besluitvorming.