Rechtsstaat

Een rechtsstaat is een staatsvorm waarin wederzijdse rechten en plichten van burgers en overheid zijn vastgelegd in wetten. Daarbij wordt zo veel mogelijk uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zelf hun leven te kunnen inrichten, zonder daarbij anderen te schaden. Er is sprake van staatsmacht, maar die wordt beperkt door waarborgen tegen machtsmisbruik.

De staat legt burgers verplichtingen op, zoals het betalen van belasting, het naleven van wetten en het vervullen van plichten (deelname aan het arbeidsproces, leerplicht), maar die plichten gelden alleen uit hoofde van wetgeving en met waarborging van grondrechten. De door de staat op te leggen plichten worden door de burgers zelf mede bepaald via een periodiek gekozen parlement, waarin de volkswil tot uiting komt.

Globaal kan een rechtsstaat gekenmerkt worden door een scheiding der machten, de aanwezigheid van grondrechten en het legaliteitsbeginsel.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

Scheiding der machten

In een rechtsstaat is er sprake van een scheiding der machten. De wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht zijn hierin van elkaar gescheiden. De drie machten zijn onafhankelijk van elkaar, en controleren elkaars functioneren. Op deze wijze houden de machten elkaar in evenwicht, en zal er nooit sprake zijn van absolute macht.

Deze scheiding wordt ook wel de trias politica genoemd, en is bedacht door is de Franse filosoof Charles Montesquieu (1689-1755).

In Nederland is er, net als in veel andere Europese landen, overigens geen sprake van volledige scheiding der machten. Er wordt daarom ook wel gesproken over spreiding der machten.

2.

Grondrechten

Inwoners van een rechtsstaat hebben fundamentele vrijheden en grondrechten. In Nederland zijn deze grondrechten opgenomen in hoofdstuk 1 van de grondwet. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen klassieke grondrechten en sociale grondrechten.

Klassieke grondrechten bieden de burgers met name bescherming tegen de overheid, zoals het recht van vrije meningsuiting.

Sociale grondrechten leggen opdrachten voor de overheid vast om voorzieningen te treffen voor het maatschappelijk functioneren van de burger, zoals de zorg van de overheid voor de bescherming van het milieu.

De verschillende vrijheden en rechten zijn niet absoluut. Een vrijheid kan worden beperkt als er bijvoorbeeld sprake is van verstoring van de openbare orde. Een beperking van een grondrecht door de overheid is soms dus mogelijk, mits dit in een aparte wet wordt geregeld.

3.

Legaliteitsbeginsel

Het legaliteitsbeginsel bestaat uit twee elementen. Allereerst het democratisch element. Dit houdt in dat het volk door middel van vertegenwoordigers wetten opstelt waaraan alle burgers zich moeten houden. Als tweede element het principe van de rechtsstaat. Dit houdt in dat de overheid al haar handelen baseert op de bevoegdheden die zij van de wet heeft gekregen. De overheid moet zich dus net als de burgers aan de wet houden.

Elke beperking van de vrijheid van burgers en elke verplichting die de overheid aan haar burgers oplegt moet berusten op de wet.