De VVD en sociaal-economische vraagstukken

De VVD is mede bouwer geweest van de sociale verzorgingsstaat zoals die na 1945 is ontstaan. Wel is de partij altijd voorstander van een grote eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Daarom streeft zij naar lagere overheidsuitgaven en een kleinere rol voor de staat dan bijvoorbeeld de PvdA.

Tijdens de eerste jaren van het bestaan van de VVD kwamen diverse sociale-verzekeringswetten tot stand. Daaraan werkte de VVD steeds mee. De fracties in beide Kamers stemden bijvoorbeeld voor de Algemene Ouderdomswet en de Werkloosheidswet. Hoewel er aanvankelijk bezwaren waren tegen een algemene kinderbijslag stemde de VVD in 1961 ook voor het wetsvoorstel daarover van het kabinet-De Quay. Hetzelfde was het geval bij de Algemene Bijstandswet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Toen de VVD in 1959 terugkeerde in het kabinet gaf zij mede de aanzet tot verandering van de loonpolitiek. Het systeem van de geleide loonpolitiek, dat tijdens de jaren van de wederopbouw was gevoerd, werd geleidelijk vervangen door vrije loonpolitiek, waarin per bedrijfstak hogere lonen mogelijk werden. De toenemende welvaartstijging bood minister Toxopeus van Binnenlandse Zaken de ambtenarensalarissen te verhogen.

Bij het begrotingsbeleid werd lange tijd een door minister Zijlstra van Financiën ontwikkelde begrotingsnorm gevolgd. De stijging van de overheidsuitgaven werd afgestemd op de trendmatige (structurele) groei van het nationaal inkomen. Kabinetten met deelname van de VVD waren in het algemeen terughoudender met stijging van overheidsuitgaven dan kabinetten met de PvdA. Er was echter ook in die kabinetten, tijdens het ministerschap van Witteveen, steeds sprake van stijgende rijksuitgaven. Het begrotingsbeleid van het kabinet-Den Uyl werd fel bestreden en de VVD kondigde in 1977 een beleid van 'puinruimen' aan.

In de praktijk bleek sanering van de overheidsuitgaven aanvankelijk moeilijker te realiseren dan was voorzien. In 1978 kwam het kabinet-Van Agt met de Nota Bestek'81, maar uitvoering daarvan had slechts beperkt effect op de groeiende uitgaven. In 1980 bleef de VVD in het kabinet, nadat minister Andriessen aftrad vanwege de in zijn ogen geringe bezuinigingen. Pas na het mislukte tweede kabinet-Van Agt (CDA-PvdA-D66) vond, tijdens de kabinetten-Lubbers, grondige sanering plaats. Dat ging gepaard met kortingen op uitkeringen en salarissen voor leraren en ambtenaren, met afstoting van overheidstaken (privatisering) en met herziening van de sociale wetgeving. Minister Van Aardenne beperkte de rol van de overheid bij de ondersteuning van noodlijdende bedrijven.

In de paarse kabinetten werd de hervorming van de verzorgingsstaat voortgezet. VVD-minister Zalm ontwikkelde een nieuwe begrotingsnorm (een strikte scheiding tussen inkomsten en uitgaven en een begrotingsbeleid gebaseerd op een voorzichtige economische groeiraming voor de kabinetsperiode). Deze begrotingsnorm wordt ook wel de Zalmnorm genoemd Een krachtige economische opleving maakte meer lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven mogelijk.

Het eerstvolgende kabinet waar de VVD aan meedeed was vanaf 2010 kabinet-Rutte I. Dit kabinet bestond uit de VVD en het CDA met de PVV als gedoogpartner. In 2012 viel het kabinet doordat de drie partijen geen akkoord konden bereiken over het terugdringen van het begrotingstekort.

Het kabinet-Rutte II was een bijzonder kabinet waarin de VVD en de PvdA samenwerkten. Deze regeerperiode, die de langste naoorlogse regeerperiode was, stond voornamelijk in het teken van financieel-economisch herstel. Het kabinet, onder leiding van de VVD, wist het begrotingstekort van bijna 4 procent door deze bezuinigingen volledig weg te werken.


Meer over