Nijmeegse hoogleraar: klagen over formatie is een parlementair ritueel
Kabinetsformaties worden al sinds jaar en dag beschouwd als de zwakke schakel in ons staatsbestel. Politici moeten zich er echter maar bij neerleggen dat dit zo is, want kans op verandering is er toch niet. Dat stelde de nieuwbenoemde Nijmeegse hoogleraar parlementaire geschiedenis Carla van Baalen vrijdag 28 februari in haar inaugurele rede.
Mevrouw Van Baalen onderzocht aan de hand van de debatten over de regeringsverklaring hoe politici sinds 1945 hebben aangekeken tegen kabinetsformaties. Zij constateerde dat er altijd reden tot klagen was. Vaak werd gesteld dat bij formaties te veel afspraken waren gemaakt, zodat de speelruimte voor de Tweede Kamer erg klein was geworden. Verder werden formaties vaak als schimmige achterkamertjespolitiek beschouwd. Ook voelden altijd sommige partijen zich buitengesloten.
Er zijn sinds 1945 diverse pogingen gedaan om hierin verandering te brengen, maar geen daarvan had succes. In 1971 werd na aanneming van een motie van de KVP'er Kolfschoten een poging ondernomen de Tweede Kamer zelf de formateur aan te laten wijzen, maar dat experiment mislukte faliekant. Er is na 1970 wel meer openheid gekomen, maar een deel daarvan is schijn, omdat onderhandelingen moeilijk te rijmen zijn met grote openbaarheid.
Volgens de nieuwe hoogleraar zijn formaties onlosmakelijk verbonden aan ons politieke bestel. Omdat het bij een formatie om macht gaat, zullen partijen niet snel geneigd zijn de regels aan te passen. Als opvallend punt noemde zij dat vrouwen nauwelijks deel hebben aan de macht en dus ook vrijwel nooit een rol speelden in formaties.
Het 'klagen' door Kamerleden na een moeizame formatie is volgens prof. Van Baalen een ritueel. Dat heeft alleen een zekere psychologische betekenis, maar tot veranderingen leidt het niet.