Dit is een artikel in de serie Wandelingen door de Handelingen, een kijkje in de Nederlandse parlementaire geschiedenis aan de hand van spraakmakende debatten.
Een nachtelijk debat in november 1970 (ten tijde van het kabinet-De Jong) over het belastingplan werd historisch door de uitspraak van freule Wttewaall van Stoetwegen (CHU): "Dit is gekkenwerk". Het ging om een debat over belastingvereenvoudiging in het kader van het Belastingplan 1971. Het debat wordt regelmatig aangehaald wanneer er een Kamerdebat erg lang duurt, of wanneer er grove fouten worden gemaakt. Er werd namelijk een amendement aangenomen zonder dekking.
Inhoud
Belastingplan
Het kabinet-De Jong was voornemens het belastingstelsel te versimpelen. Uiteindelijk bleek dat herverdeling werd verpakt als versimpeling. Er moest een aantal regelingen – vooral aftrekposten – geschrapt worden volgens toenmalig staatssecretaris van Financiën, Ferd Grapperhaus (KVP). Lasten moesten bijvoorbeeld verschoven worden van huurders naar huizenbezitters. Toen kon vrijwel ieder ‘onderhoud’ aan het eigen huis worden afgetrokken van de belasting, wat naast voordelen voor bezitters ook ruimte bood voor grootschalige fraude. Alle maatregelen werden vervolgens als één pakket gepresenteerd.
Binnen het kabinet was er al onenigheid over het indienen van de laatstgenoemde maatregel. Voornamelijk minister van Financiën, Johan Witteveen (VVD), en minister voor Hulp aan ontwikkelingslanden, Bé Udink (CHU), waren bang dat het voorstel moeilijk door de Kamer zou zijn te loodsen. De meeste voorstellen werden ook hevig geamendeerd.
Debat
Op 24 november 1970 werd er gedebatteerd over het pakket aan maatregelen ter vereenvoudiging van het belastingstelsel. Meerdere Kamerleden beklaagden zich over het feit dat er vele maatregelen als één pakket werden gepresenteerd en de korte periode die ze hadden ter voorbereiding van de discussie. Zo zei Harry Notenboom (KVP) dat de Kamer “met de rug tegen de muur” kwam te staan. Mede vanwege de vele discussies en het beklag was het debat te lang om in één dag af te ronden. Het debat werd daarom de volgende dag voortgezet.
De hevigste discussies werden gevoerd over het reiskostenforfait (belastingaftrek reiskosten) en de aftrek voor onderhoud aan de eigen woning. Grapperhaus ontraadde alle amendementen op een na. Over het amendement van Willem Scholten (CHU), waar gevraagd werd om geen onderscheid te maken bij het reiskostenforfait bij korte afstanden, zei Grapperhaus dat hij zich neer zou leggen bij een eventuele aanname.
Stemming
Op 26 november werd er gestemd over de amendementen. Bij de stemming voor het amendement-Scholten ontstond er verwarring. Het amendement werd in twee delen opgeknipt. Eerst werd er gestemd om de reiskostenaftrek gelijk te trekken, daarna pas over de dekking. Het eerste deel werd aangenomen (68 tegen 65 stemmen), maar het tweede deel verworpen omdat de Boerenpartij en de CPN tegenstemden. Door de verwerping ontstond er een gat van 45 miljoen gulden.
Op verzoek van Scholten, die vond dat men even de tijd nodig had om te bedenken wat de gebeurtenissen van even daarvoor betekenden voor het voorstel, werd het debat vervolgens kort geschorst. Pas rond half twee 's nachts werd het debat hervat. Kamervoorzitter Van Thiel wees een verzoek om het debat de volgende dag voort te zetten af.
Gekkenwerk
Toen duidelijk werd dat het debat werd hervat, richtte Wttewaal van Stoetwegen zich tot de Voorzitter met de woorden “Overal in de wandelgangen hoor je dat dit gekkenwerk is.” Die woorden zouden later iconisch worden en komen nog regelmatig in het nieuws als er weer eens tot laat gedebatteerd wordt. Volgens haar was het veel te laat om nog verantwoorde beslissingen te maken. Haar voorstel om het debat te schorsen werd bij zitten en opstaan verworpen. Om 4.08 uur werd vervolgens besloten om het wetsvoorstel te behandelen op 1 december.
Tussen 27 november en 1 december probeerde het kabinet op allerlei manieren een dekking voor het ontstane gat van 40 miljoen te vinden. Uiteindelijk besloten ze de reiskostenvergoeding te halveren en een aantal btw-tarieven te verhogen. Dit idee werd op 1 december door Witteveen aangekondigd en door een meerderheid gesteund.
Ook in de Eerste Kamer werd het nog even onverwacht spannend. Maar vanwege het wegblijven van een aantal tegenstanders op 23 december, de dag van de stemming, werd het wetsontwerp ook hier aangenomen (37 tegen 27 stemmen).
Reparatie
Uiteindelijk werd in februari 1971 door minister Witteveen een reparatievoorstel ingediend om de schade van alle onduidelijkheid, en de daardoor overhaast genomen beslissingen, te herstellen. Dit werd op 21 april 1971 aangenomen in de Eerste Kamer, waardoor de besluiten werden teruggedraaid.
Handelingen Tweede Kamer, 24 november 1970
De heer Notenboom (KVP): Mijnheer de Voorzitter! Vóór de avondpauze sloot de voorgaande spreker de heer Kieft met een woord van waardering aan het adres van de Staatssecretaris van Financiën voor zijn werk op fiscaal terrein. Ik neem deze draad op door mij daarbij aan te sluiten, ook bij zijn pogen, te komen tot vereenvoudigingen. Ik spreek dit woord met aarzeling en wat zachter van toon uit. Ook wij zijn hieraan echter schuldig. Ik wil ook - de Minister is vandaag niet zo vaak aangesproken - mijn waardering uitspreken voor het aanwezig zijn van de Minister, ook tegenover de Minister zelf, maar in dit geval met name voor zijn aanwezigheid. Ik ben blij, dat hij hier aanwezig is. Het is goed, dat de Minister van Financiën niet volstaat met plichtmatig even aanwezig te zijn om, wanneer wij komen aan de eindbeslissing, terug te komen en de rest aan de Staatssecretaris over te laten. Deze zal bij de behandeling van dit wetsontwerp het zware werk toch wel moeten doen. De Minister heeft toch de bereidheid, de belangstelling getoond, ons aan te horen en zich zeer concreet bewust te zijn of misschien te worden maar, naar ik aanneem, te blijven van de vele knelpunten, die er in deze wetsontwerpen zijn en waarvoor een oplossing moet worden gevonden. De Minister heeft zijnerzijds de bereidheid getoond, daarvoor een stukje middelen ter beschikking te stellen, hetgeen mijns inziens een belangrijke rol zal spelen.
De heer Portheine (VVD): Te stimuleren, dat de regeling van het eigen woningbezit uit de wet wordt gehaald.
De heer Notenboom (KVP): Dat is budgettair neutraal. Daarbij is naar mijn mening nu juist de aanwezigheid van de Minister minder nodig. De heer Portheine had mij misschien wel op een ander punt kunnen vangen, maar dat heeft hij niet gedaan.
De heer Berg (PvdA): De aanwezigheid van de Minister is nodig om extra naar de V.V.D. te kijken. De Minister kijkt namelijk extra vermanend...
De heer Notenboom (KVP): O. nee. dat weet ik niet. De Minister weet, dat de directe belastingen hoog zijn. Hij zal aan de knelpunten, die wij etaleren, merken, dat zij, die niet zeggen, dat zij hoog zijn, toch vinden, dat zij hoog zijn. Anders waren die knelpunten namelijk niet voor allen zo pijnlijk. Ik hoop, dat de Minister toch - ik zal niet het woord „royaal" gebruiken - niet te schriel zal zijn en een stukje soelaas wil geven bij het wegnemen van de knelpunten van deze belastingen, die door de grote progressiviteit ook zoveel opbrengen. Ik hoop, dat ik duidelijk ben geweest! (…)
Tussen de memorie van antwoord en het mondeling overleg was nauwelijks tijd om de stukken te lezen, laat staan om wetenschap en praktijk te beluisteren. Dat is voor de diepgang, die wij ten grondslag willen leggen aan ons werk, toch wel nodig. Wensen zijn er genoeg en het is niet zo moeilijk die te etaleren. Er zijn onbillijkheden te over te constateren, hetgeen altijd het geval zal blijven. Moeten wij nu weer in een zekere pressie beslissingen nemen? Dat kan bijna niet anders, want wij zitten met de rug tegen de muur, niet alleen in verband met de tijd en de uitvoeringsmoeilijkheden, maar ook in verband met het feit, dat het budgettaire saldo van het wetsvoorstel al is ingebouwd in de begroting.
Handelingen Tweede Kamer, 26 november 1970
De heer De Goede (D'66): Ik doel met name op de deelnemers aan de discussie over deze materie en dus niet op de heer Berkhouwer. Hij trimt trouwens ook iedere dag. De deelnemers aan de discussie van de afgelopen dagen hebben daar geen gelegenheid toe gehad. Ik wil wel zeggen, dat de manier waarop wij nu wetgeving bedrijven mijns inziens langzamerhand de grens van het onverantwoorde begint te naderen.
De heer Berkhouwer (VVD): Dat is ons wel duidelijk.
De Voorzitter: Wij moeten geen discussie krijgen over deze zaak. Ik ben er bepaald op tegen, nu de behandeling van de wetsontwerpen te schorsen, iedereen wist vanmiddag al, dat het vanavond laat of zeer laat zou worden. De vermoeidheidsfactor was daarin verrekend. Wij moeten niet de schijn op ons laden, dat wij ermee stoppen omdat er een andere uitslag uit de bus is gekomen dan een aantal mensen te recht vermoedde of ten onrechte niet heeft vermoed. Daarmee zouden wij erkennen dat wij het totaal verkeerd hebben gedaan.
De heer Bakker (CPN): Wij hebben het uitstekend gedaan. De Voorzitter: Wij moeten de schijn niet op ons laden, dat wij het verkeerd zouden hebben gedaan. Er is voor mij op dit moment nog geen reden, voor te stellen de Kamer naar huis te sturen tot morgen, maandag, dinsdag of welke dag ook. Wil de heer De Goede van zijn suggestie een voorstel van orde maken en wordt dat voldoende ondersteund, dan breng ik het in stemming. Mijn bezwaren blijven echter overeind staan.
De heer De Goede (D'66): Ik heb er nog geen voorstel van gemaakt.
De Voorzitter: Ik geef het woord aan jonkvrouwe Wttewaall van Stoetwegen, die het heeft gevraagd.
Jonkvrouw Wttewaall van Stoetwegen (CHU): Mijnheer de Voorzitter! Ik heb het gevoel dat hier ongelukken gebeuren met mensen die hier dagen en nachten hebben gewerkt. Overal in de wandelgangen hoor je dat dit gekkenwerk is. Ik stel voor, thans de vergadering te sluiten. Het spijt mij verschrikkelijk maar ik geloof dat dat beter is. Ik wil dit voorstel graag in stemming zien gebracht.
De Voorzitter: Ik begrijp dit van enkele leden maar ik vind het niet juist. Verleden week en deze week is door mij uitdrukkelijk gezegd, hoewel sommige leden dat niet helemaal juist vonden, dat men er rekening mee moest houden dat deze wetsontwerpen donderdagavond dienden te worden afgewerkt. Dat is voor mij het enige motief om niet te zeggen dat wij om half twee naar huis moeten.