Dit is een artikel in de serie Wandelingen door de Handelingen, een kijkje in de Nederlandse parlementaire geschiedenis aan de hand van spraakmakende debatten.
Onderstaande tekst is met dank in hoofdlijnen overgenomen van N. Cramer (1974), Wandeling door de Handelingen, Staatsuitgeverij. De inleidende tekst is zo veel mogelijk hetzelfde gehouden en slechts taalkundig gemoderniseerd. Een enkele keer is er ook wat context toegevoegd. De Handelingen zijn in de oorspronkelijke vorm behouden.
Rond de jaren '70 startte het emotioneel vernieuwingsproces 'de creatieve choas'. Dit ging gepaard met meerdere buitenparlementaire acties waarbij ook geweldpleging niet achterwege bleef. Bij de overval op de Wassenaarse ambtswoning van de Indonesische ambassadeur, die zelf op het nippertje ontkwam, doemde het politiek terrorisme op. Bij de aanval van een dertigtal Zuid-Molukse jongeren werd op 31 augustus 1970 de politieman Moolenaar gedood en na de bezetting dreigden zij hun gijzelaars te doden. Het doel was de Nederlandse regering te dwingen bij het aanstaande bezoek van de Indonesische president Soeharto deze in overleg te laten treden met de president (in ballingschap) van de Zuid-Molukse Republiek, ir. Manusama.
De overvaller eisten de erkenning van de Zuid-Molukse Republiek, die na de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië was uitgeroepen, maar die door de Indonesische regering onder de voet was gelopen. Vele inwoners van Ambon hadden vroeger in het Koninklijk Nederlands-Indisch leger (KNIL) gezeten. Zij weigerden het Indonesische staatsburgerschap te aanvaarden. In 1951 waren 4000 ex-KNIL militairen met hun gezinnen - na rechterlijke tussenkomst - naar Nederland overgebracht. Velen konden de hoop op terugkeer naar het eigen land niet opgeven. Toen vele jaren van rustig demonstreren dit doel niet dichterbij bracht, raakte bij de aankondiging van het bezoek van de president het geduld van een aantal militante jongeren op.
Minister-president De Jong, die in de tweede Wereldoorlog was opgetreden als commandant van een onderzeeboot, leidde zelf de tegenactie. Wat volgt zijn de Handelingen van de dag na de bezetting, waar premier De Jong de Kamer inlicht over de gebeurtenissen.
Handelingen 1 september 1970
Minister-President De Jong: (...)
Bij het verwijderen van het stoffelijk overschot was er een ogenblik contact geweest met de bezetters. Zij hadden een bekendmaking meegegeven, die ik van de burgemeester aldaar kreeg. Misschien is het het beste dat ik u daarvan voorlezing doe.De gestencilde bekendmaking is gedateerd 31 augustus 1970.
Zij luidt als volgt:
'Heden plm. 06.30 uur, bezetten wij (Vrije Zuidmolukse Jongeren) de Ambtswoning van de Indonesische Ambassadeur te Wassenaar.Motief:
a Nederland en Indonesia hebben onze ouders diep beledigd, door onze vrijheidsstrijd te negeren, reeds 20 jaar lang.
b Suharto heeft onze president beledigd, door diens weigering een gesprek met Ir. Manusama, onze president te beginnen.Wij Zuidmolukse Jongeren kunnen dit niet langer nemen.
Wij hebben nu de gijzelaars. Luister naar onze eisen:
1 Politie, blijf uit onze buurt, Uw houding bepaalt het lot van deze mensen. U bent dus verantwoordelijk voor hun levens.
2 Suharto moet meteen toezeggen, te praten met onze president Ir. Manusama. Wij wachten tot klokslag 20.00 uur. Bij geen bericht doden wij één gijzelaar.
3 Nederlandse Regering moet Suharto dwingen, binnen 2 x 24 uur een officieel politiek gesprek te beginnen met onze president, onder toezicht van Nederland en V.N.-bemiddelaar. Komt dit gesprek niet tot stand, dan vallen de tweede slachtoffers (2 mensen).
4 Bij volharding van Suharto, door niet naar onze wil te handelen doden wij hierna regelmatig de gijzelaars.
5 Onderhandelingen met ons kan alleen geschieden door de voorzitter van Badan Persatuan, of een delegatie van de Badan te herkennen aan de codes. Zonder codes betekent voor ons vuren!!!
6 Als er gebleken is dat de politie onze mensen van Badan Persatuan arresteert, dan vloeit automatisch bloed uit de lichamen van de gijzelaars.Onze daad berust zuiver uit liefde voor de vrijheidsstrijd van het hele Zuidmolukse Volk. Het is iets anders dan uitmoordend beluste mensen, en daarom vragen wij alle begrip van het Nederlandse Volk.
Twintig jaren lang heeft het Zuidmolukse Volk in Nederland begrip getoond voor Uw wetten; geduldig gewacht op positieve standpunt van de Nederlandse Regering; zich weldegelijk heeft aangepast aan Uw maatschappij. Dit alles zonder resultaat. Het is begrijpelijk dat nu na 20 jaar de Zuidmolukse Jongeren de ijzeren hamer grijpen voor het bereiken van hun hoogste ideaal.
Onze wijlen president Mr. Dr. Soumokil heeft zijn leven voor de strijt opgeofferd, wij Vrije Zuidmolukse Jongeren volgen zijn voorbeeld.
De Vrije Zuidmolukse Jongeren'.
(...)
Intussen bleek, toen ir. Manusama gearriveerd was, dat hij ook via de post dezelfde bekendmaking had ontvangen van de bezetters als wij. Minister Luns en ik hebben toen zeer duidelijk en krachtig het standpunt van de Nederlandse Regering onder ogen gebracht. Wij hebben daarbij gezegd, dat de Regering een en ander beschouwde als een misdadig optreden, dat hier waarschijnlijk sprake was van moord, dat dit optreden volstrekt ontoelaatbaar was, en dat de Regering niet bereid was, enige voorwaarde in te willigen, dat de gijzelaars vrijgelaten moesten worden, dat de bezetters zich ter beschikking moesten stellen van de politie en dat een normale wetsprocedure zou worden afgewikkeld en dat de Regering van hem eiste, dat hij zijn morele gezag en invloed zou gebruiken om aan het optreden zo spoedig mogelijk een einde te maken.
Na enige tijd verklaarde ir. Manusama zich bereid, dit standpunt over te brengen. Wij zijn daartoe naar een ander huis gegaan, waar wij - en daarvoor zijn wij zeer erkentelijk - wederom gastvrij zijn ontvangen. Dit huis gaf direct uitzicht op de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur. De politie had vanaf de zolder van het huis een contact tot stand gebracht via een luidsprekende megafoon. Ook de bezetters hadden een megafoon, zodat contact mogelijk was. Ir. Manusama heeft via de megafoon zijn komst aangekondigd en is na overleg vergezeld van twee jeugdige Ambonezen, naar de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur gegaan. Hij kwam daarvan na een klein half uur terug en zei ons, dat de bezetters niet te vermurven waren en niet bereid waren, de gijzelaars vrij te laten. Hij bracht het verzoek over van de bezetters voor een gesprek tussen mijzelf en hen in de woning van de Indonesische ambassadeur. Wij hebben hierop onmiddellijk negatief gereageerd en duidelijk gemaakt, dat een Nederlandse Minister-President met deze misdadige lieden, die zich aan moord hadden schuldig gemaakt, niet in onderhandeling kon treden. Ik heb wel verklaard, dat. indien de heer Manusama de gijzelaars zou terugbrengen, Minister Luns en ik bereid waren, met hem de gehele problematiek van de Zuid-Molukken te bespreken, en dat wij de opmerkingen, die ir. Manusama tijdens zo'n gesprek zou maken, volledig ter kennis zouden brengen van de Indonesische regering.
De heer Manusama heeft zich toen opnieuw naar de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur begeven. Intussen hadden wij in die woning contacten met de meest betrokken ambtgenoten en heb ik gepoogd iedereen te raadplegen en in te lichten. Ik heb ook de tweede voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken nog ingelicht over de stand van zaken, zoals deze op dat moment was.
Na ongeveer twintig minuten keerde de heer Manusama het was toen langzamerhand ongeveer kwart voor drie geworden terug en zei, dat hij geen succes had kunnen boeken. Hij had echter wel enige hoop, dat, indien ook ds. Metiary met hen zou kunnen praten, de gijzelaars misschien zouden kunnen worden vrijgelaten. Een aanwijzing daarvoor zag hij in de opmerking van een van de bezetters, dat men de zekerheid wilde hebben, dat men een rechtvaardige rechtsbehandeling zou krijgen en niet mishandeld zou worden door de politie, zoals, naar zij beweerden, indertijd het geval is geweest met degenen, die brand hadden gesticht in de Indonesische ambassade. Wij hebben daarop geantwoord, dat er geen sprake zou zijn van mishandeling, dat dit volstrekt uitgesloten was, maar dat wij om zelfs de schijn daarvan en iedere vrees daarvoor weg te nemen in overleg met de officier van Justitie konden toezeggen, dat, in afwijking van de normale procedure, bij de verhoren door de politie een Zuidmolukse raadsman aanwezig zou kunnen zijn.
Eerst hebben wij ds. Metiary samen met ir. Manusama laten spreken onder vier ogen en daarna hebben wij met z'n vieren zij tweeën en collega Luns en ik gesproken. Ds. Metiary verstaat Nederlands zeer goed, maar spreekt het bij voorkeur niet; hij spreekt in het Maleis. Wij spraken dus in het Nederlands; hij sprak in het Maleis en de heer Manusama vertaalde dit, fungeerde als tolk in dit gesprek. Ds. Metiary begon met mij een verklaring van de Badan Persatuan te geven en het is misschien het beste, dat ik deze aan u voorlees.
De verklaring luidt als volgt:
'De Badan Persatuan, het Eenheidslichaam der Zuidmolukkers in Nederland, vernemende het bericht over de bezetting van het huis van de Indonesische Ambassadeur, verklaart het volgende:
1 Wij betreuren ten zeerste de dood van de politieagent.
2 Op de hoogte van de inhoud van de bekendmaking der vrije Zuidmolukse jongeren, waarin zij verduidelijken waarom zij deze actie hebben ondernomen, verklaart de Badan Persatuan aldus:a De B.P. met 85% der h.t.I. verblijvende Zuidmolukkers staat volkomen achter deze actie, die goed beschouwd niet zo ernstig is. Niet te ernstig, omdat, indien aan de eisen wordt voldaan de rust weer terugkeert. De Zuidmolukse jongeren hebben gehandeld omdat reeds 20 jaar de Nederlandse verantwoordelijke autoriteiten, de zaak R.M.S. nooit serieus hebben genomen.
b Reeds 20 jaar heeft de Nederlandse Regering het voor Indonesia opgenomen, zowel in economisch, diplomatiek als in gewapend opzicht. De consequentie daarvan is dat een overheidsambtenaar ten slachtoffer is gevallen, hetgeen beslist niet de bedoeling is.
c Wij hopen hierbij dat de Nederlandse Regering, in alle ernst haar aandacht wil besteden aan dit probleem ter voorkoming van ernstiger situaties.3 De Badan Persatuan stelt zich achter de eisen der jongeren, echter langs de geëigende ordelijke manier zoals reeds 20 jaar ten uitvoer is gelegd. Met de Zuidmolukse jongeren zijn wij van mening, dat onze eis die wij gedurende de afgelopen 20 jaar hebben gesteld, in ernstige overweging moet worden genomen. Die eis is, dat het conflict R.M.S.R.I. ten spoedigste door de verantwoordelijke autoriteiten, d.w.z. de betrokken partijen ter R.T.C. conferentie, moet worden opgelost.
Badan Persatuan,
de Voorzitter, S. Metiary'.
In het kort hebben wij toen ook aan de dominee het standpunt van de Nederlandse Regering, zoals eerder aan ir. Manusama, uiteengezet. De dominee vroeg tijdens dat onderhoud ook dat de Nederlandse Regering politieke concessies zou doen aan de Republiek der ZuidMolukken. Die hebben wij geweigerd. Daarna vroeg de dominee, of het niet mogelijk was, dat hijzelf dan berecht zou worden in plaats van de bezetters. Dat hebben wij ook van de hand gewezen en gezegd dat dit volstrekt onmogelijk was, maar dat hij wel zou kunnen vragen om tijdens de behandeling voor de rechtbank een pleidooi te houden, doch dat het volstrekt uitgesloten was, dat hij in plaats van de bezetters berecht zou worden, dat de schuld moest worden uitgezocht, dat zij de normale procedure moesten volgen en voor de rechtbank zouden moeten verschijnen.
Ten slotte sprak hij de vrees van de bezetters uit, dat zij, als de gijzelaars vrijgelaten zouden worden, dan zouden worden bestormd. Daarop hebben wij geantwoord dat dat niet het plan was, dat het, als dominee met de gijzelaars zou komen, dan niet ons plan was, stormenderhand de ambtswoning weer te bevrijden. Wij hebben ten slotte een dringend beroep gedaan om een einde te maken aan deze toestand, de gijzelaars vrij te laten en te bewerkstelligen dat de bezetters zich ter beschikking zouden stellen van de politie. Daarna was dominee Metiary bereid om naar de ambtswoning van de Indonesische ambassadeur te gaan via dezelfde procedure. Ditwerd via die luidsprekermegafoon geannonceerd en geregeld met de overkant. Toen is hij daarheen gegaan. Na een korte tijd, een half uurtje ongeveer, kwam de dominee terug en had toen twee punten. In de eerste plaats zei hij dat de bezetters in de ambtswoning intussen contact hadden gehad met de pers; daarover was een uitzending geweest en daarvan vonden zij dat hun situatie niet goed naar buiten was gekomen en zij wilden dus eerst een verklaring aan de pers geven. Daarbij moest een bepaald nummer worden gedraaid en dan moest de pers komen en zouden zij hun verklaring geven. Wij hebben gezegd: Dat is akkoord, wij zullen de directeur van de R.V.D. dat nummer laten bellen en hun verklaring wordt dan zonder meer aan de pers gegeven. Dat is geschied. In de tweede plaats zei hij, dat de gijzelaars niet naar buiten zouden komen; het was hun woning en zij zouden daar blijven. De dominee zou zorgen, dat de bezetters naar buiten kwamen; zij zouden bij hem hun wapens inleveren en hij zou de bezetters ter beschikking stellen van de politie. Daarbij was wel de vraag, dat de tanks tevoren wat werden teruggetrokken, omdat dit een idee zou geven van 'met krachtvan wapens...'Ik heb dat toegezegd. Ik heb toegezegd, dat de tanks zouden worden teruggetrokken. Wij hebben gezegd: Nadat die verklaring is afgegeven, zullen wij de tanks terugtrekken en dan is het aan u om de bezetters uit het huis te leiden. Toen dit allemaal was geregeld, zijn dominee Metiary en ir. Manusama er samen heengegaan. Na enige tijd kwamen zij naar buiten; de bezetters legden hun wapens op een hoop bij de ingang van het hek en stelden zich ter beschikking van de politie, die intussen conform afspraak met auto's daar was gekomen om hen in ontvangst te nemen en om ze naar het huis van bewaring te brengen. Het bleek intussen, dat de eerste keer, dat ir. Manusama terugkwam hij al meende, dat er meer gijzelaars waren dan 8. Naderhand bleken het er meer te zijn, maar hij kon geen definitieve getallen geven. Uiteindelijk bleek het aantal bezetters veel groter te zijn dan 15 of 20, zoals aanvankelijk werd gedacht. Uiteindelijk waren het er meer dan 30. Nadat dit was gebeurd zijn collega Luns, de burgemeester van Wassenaar en ik naar de ambtswoning gegaan en wij hebben daar de echtgenote van de ambassadeur, die wij daar aantroffen de verontschuldigingen van de Nederlandse Regering aangeboden voor het gebeurde en wij hebben verklaard, dat wij alles in het werk zouden stellen om alles zo snel mogelijk in orde te brengen. De beschadigingen waren vrij aanzienlijk.
Dit, mijnheer de Voorzitter, wat betreft het verslag van de gebeurtenissen gisteren te Wassenaar. Het is goed, dat ik nog één ding, dat hiermede verband houdt, aanvul. Het is zojuist definitief bekend geworden, dat het bezoek van President Soeharto nogmaals eenmaal 24 uur is uitgesteld en dat het een ééndagsbezoek zal worden, van donderdagmorgen tot vrijdagmorgen.
Handelingen: 1969/70