Gemankeerde democratie

Kan er, gezien de tegenwoordige kiezersbewegingen, nog wel een stabiel en daadkrachtig kabinet komen? Die vraag dringt zich steeds meer op. Daarbij moet niet alleen rekening gehouden met de Tweede Kamerverkiezingen, maar ook, vanwege de doorwerking naar de Eerste Kamer, met verkiezingen voor Provinciale Staten. De Eerste Kamer is op wetgevend gebied immers machtiger dan de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer. Zij kan ieder wetsvoorstel blokkeren, inclusief moeizaam tot stand gebrachte compromissen.

Een reeks verkiezingen leverde de afgelopen vijftien jaar opkomst en neergang op van onder andere FVD, D66, BBB (Staten 2023) en NSC en PVV (TK 2023). De (gezamenlijke) verliescijfers voor coalitiepartijen waren daarnaast 21 in 2010, 37 in 2017, 36 in 2023 en 37 in 2025. Alleen in 2012 en 2021 (winst twee) was dat anders, al verloor in 2012 voormalige 'gedoger' PVV negen zetels. Populisme biedt schijnbaar oplossingen, maar 'levert' niet. De verleiding om steeds weer iets anders te 'proberen' domineert desondanks. 

Het doel van Tweede Kamerverkiezingen is primair te komen tot een zo goed mogelijke vertegenwoordiging. Natuurlijk is winst of verlies en de vraag of een partij de grootste wordt van belang. Het is echter veel minder een wedstrijd dan wordt voorgesteld. Dat wedstrijdelement vertroebelt het doel. Veel kiezers lijken zich onvoldoende bewust dat het gaat om het kiezen van 'de beste' vertegenwoordigers, in de zin van afgevaardigden die competent zijn, die werk willen maken van hun lidmaatschap en dus echt 'vertegenwoordigen'.

Gebrek aan kennis, versimpelingen, beeldvorming en 'mannetjes- en vrouwtjes-makerij' (of 'afmakerij') domineren de verkiezingsstrijd. Dat heeft tot doel de keuze te vereenvoudigen, maar het tegendeel wordt bereikt. Als elke twee jaar verkiezingen nodig blijken te zijn of (via de Statenverkiezingen) tussentijds een 'peiling' wordt gehouden, frustreert dat een doelmatig en consistent beleid. En daar komt dan dus de machtige Eerste Kamer nog eens bij. Inmiddels zijn na de verkiezingen van 2023 leden van fractie veranderd en waren er afsplitsingen. Dat die Kamer en in die samenstelling straks compromissen in de recent gekozen Tweede Kamer kan vetoën is een anomalie (=vreemde afwijking) in ons bestel. Wat is de democratische legitimiteit daarvoor?

Nu zijn dat slechts constateringen. Het probleem benoemen, is eenvoudiger dan het oplossen. Bovendien vragen ook ingrijpende stelselherzieningen draagvlak en consistentie. Grondwetsherziening duurt sowieso lang en als er al een tweede lezing komt, moet eerst nog een verkiezing worden 'overleefd'. Maar toch: zijn de Statenverkiezingen niet veel te veel een tussentijdse peiling, daar waar het zou moeten gaan om verkiezing van de leden van Provinciale Staten? Is het uit democratisch oogpunt te verdedigen dat de indirect gekozen Eerste Kamer op wetgevingsgebied meer macht heeft dan de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer? Wordt bij een conflict niet veel te snel besloten tot nieuwe verkiezingen? Is beeldvorming niet te bepalend geworden?

Ik geef toe: ook dat zijn slechts vragen. De Staatscommissie-Remkes gaf enkele antwoorden, maar ontweek bijvoorbeeld ten aanzien van de macht van de Eerste Kamer de fundamentele vraag. Een bezinning op wat er mis is, lijkt opnieuw geboden. Al vrees ik dat grilligheid van de kiezers misschien wel het grootste probleem is.

columns