De noodzaak van ‘strategische autonomie’

Misschien is het idee al ouder, maar het kreeg in elk geval in Nederland grote bekendheid tijdens de coronapandemie: ‘strategische autonomie’. Het begrip duidt erop dat sommige producten, vooral grondstoffen maar ook geneesmiddelen, zo belangrijk zijn dat die niet kunnen worden overgelaten aan volledig vrije (wereld)handel.

Tijdens de coronapandemie bleek immers dat bepaalde vitale grondstoffen uit China moesten komen maar hier nooit arriveerden. Door de rigoureuze lockdowns in dat land stagneerde de uitvoer naar de handelspartners in de wereld. Ook bestond de sterke indruk dat producten – de beruchte mondkapjes, bijvoorbeeld – door China werden achtergehouden om er des te meer aan te verdienen. De Europese Commissie had de moed om de toevoer van een aantal van deze goederen aan zich te trekken en voor heel Europa te verzekeren. Dat was misschien nog wel meer van belang toen het ging over de verspreiding van vaccins. Geen wonder dat het idee van ‘strategische autonomie’ vooral in de kring van de Europese Commissie en haar aanhangers populair werd.

Het idee van strategische autonomie zweeft ergens tussen protectionisme en vrijhandel in. Zeker in de Europese Unie overheerste door de jaren heen het ideaal van de vrijhandel. Allereerst natuurlijk in het verkeer tussen de lidstaten van de Unie. De Europese Gemeenschappen waren daarvoor opgericht. Het hele rechtssysteem van de Gemeenschappen en later de Unie was gericht op volledige mededinging en op het organiseren van de wettelijke voorwaarden daarvoor.

Dat ging later ook gelden voor de handelspolitiek van de Unie en de belangrijkste van haar lidstaten. De voorkeur voor vrijhandel werd ook gevoed door het idee, dat dit niet alleen goed was voor de economische ontwikkeling, maar ook voor vreedzame verhoudingen in de wereldpolitiek. Bekend is het motto ‘Wandel durch Handel’ dat vooral door Duitsland werd gehanteerd in zijn verkeer met de Russische Federatie. De coronapandemie en Poetins confrontatiepolitiek deden beseffen dat totale vrijhandel ook grote risico’s kent.

Zoals wijlen J.L. Heldring al in de jaren zestig volhield: als politieke verhoudingen gespannen raken, moet het economisch belang wijken voor de politieke ambitie. De geschiedenis heeft hem gelijk gegeven. Het kan in de praktijk dus niet zonder bescherming van vitale productie- en handelsprocessen tegen mogelijke inbreuken van regimes die niet zonder meer het goede met ons voorhebben. En dus zijn er grondstoffen en andere producten waarvan de levering ook bij gespannen verhoudingen zeker moet zijn.

Maar, moet dat dan ook gelden voor kleine staten zoals Nederland, die niet in staat zijn voor alle vitale grondstoffen, energie en ICT-producten autonomie op te eisen? Je hoorde het vertegenwoordigers van BBB al zeggen: op voedselterrein moet Nederland autonoom blijven. Leuk bericht voor de landbouw, maar wel onzin. Ons land is daarin nooit autonoom geweest en het is ook niet nodig, omdat die autonomie intussen is georganiseerd op het Europese niveau.

Meer in het algemeen heeft het alleen maar zin te spreken over strategische autonomie in de Europese Unie, met name omdat de relaties met de Verenigde Staten bezig zijn te eroderen. Dat geldt voor de voedselvoorziening, voor middelen die de gezondheid bevorderen, voor de ICT en natuurlijk voor de defensie-industrie, om een paar voorbeelden te noemen. Daar is van strategische autonomie nog lang geen sprake. Dan nog past ons een nuchtere blik op de mogelijkheden, zoals die van Tom de Bruijn in zijn boek Hoogmoed en onmacht. Geopolitiek en de Europese Unie.1) Hij ziet wel het belang van een Europese aanpak om zulke strategische autonomie te organiseren. Of alle lidstaten bereid zijn die aanpak aan Europese organen over te laten, daar is hij nog niet zo zeker van.

Toch is er voor ons land alle reden het pleidooi daarvoor met kracht te voeren, zoals dat ook geldt voor onze buren in het zuiden. In zijn H.J. Schoo-lezing2) pleitte de Belgische premier, Bart de Wever dezer dagen met grote kracht voor de Europese aanpak. Terecht waarschuwde hij daarnaast voor verval in Europees protectionisme. Er komt immers ook weer een Amerika zonder Trump en de banden met dat land zijn te sterk om door één president voorgoed te laten verzieken. Er is wel alle reden, aldus De Wever, de mogelijkheden van andere potentiële handelspartners, zoals in Azië en Latijns Amerika beter te benutten. Gelijk heeft hij.

Columns


1) Tom de Bruijn, Hoogmoed en onmacht. Geopolitiek en de Europese Unie, Amsterdam: Prometheus 2024, 115 – 122.

2) Bart de Wever, H.J. Schoo-lezing, 4 september 20925 in: EWMagazine.nl/blog/2025/09.