Bossche rechtbankpresident en KVP-senator, die in 1948 minister van Justitie werd in het kabinet-Drees I. Bereidde in die functie belangrijke wetgeving voor, maar kon die voorstellen niet als wet in het Staatsblad brengen, omdat hij vanwege oververmoeidheid voortijdig moest aftreden. Had door zijn bereidheid om zaken te doen met de Kamer en door zijn gemoedelijkheid een goede naam in de Tweede Kamer. Keerde na zijn aftreden terug naar de rechterlijke macht en was nog enkele maanden Eerste Kamerlid.
KVP
functie(s) in de periode 1948-1952: lid Eerste Kamer, minister
president Bijzonder Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, van 1945 tot augustus 1948
vicepresident Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, van 1 juli 1946 tot 7 augustus 1948
lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 4 februari 1948 tot 27 juli 1948
minister van Justitie, van 7 augustus 1948 tot 15 mei 1950
raadsheer Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, van 1 juli 1950 tot 1 januari 1951
president Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, van 1 januari 1951 tot 1 februari 1961
lid Eerste Kamer der Staten-Generaal, van 30 mei 1951 tot 15 juli 1952
U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.
Nevenfuncties
lid Commissie van Toezicht op de hypotheekbanken, vanaf maart 1935
auditeur-militair-plaatsvervanger, Krijgsraad voor de Landmacht te 's-Hertogenbosch, vanaf 13 september 1938
plaatsvervangend lid Raad van Beroep voor belastingen te 's-Hertogenbosch
lid Hof van Discipline Nederlandse Orde van Advocaten, van 1952 tot 1959
Opleiding
In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.
Activiteiten
als parlementariër
Was justitie-woordvoerder van de KVP-Eerste Kamerfractie
opvallend stemgedrag
Behoorde in 1951 tot de minderheid van zijn fractie die vóór de ontwerp-Pleegkinderenwet stemde
als bewindspersoon (beleidsmatig)
Diende in 1948 samen met minister Lieftinck een wetsvoorstel tot wijziging van de Loterijwet in. Het voorstel werd in 1950 door minister Struycken in het Staatsblad gebracht. (1.042)
Diende in 1949 de ontwerp-Beginselenwet Gevangeniswezen en in 1950 de ontwerp-Pleegkinderenwet in. Beide werden door minister Mulderije in het Staatsblad gebracht. (1.189 & 1.596)
Diende in 1949 het wetsvoorstel Opheffing van de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw in. De wet werd in 1956 door minister Van Oven in het Staatsblad gebracht. (1.430)
Diende in 1950 een ontwerp-Wet bescherming staatsgeheimen in. Dit voorstel werd door minister Mulderije in 1951 in het Staatsblad gebracht. (1.1554)
Diende in 1950 een ontwerp-Pleegkinderenwet in. Dit voorstel werd door minister Mulderije in 1951 in het Staatsblad gebracht. (1.1596)
als bewindspersoon (wetgeving)
Bracht in 1948 samen met minister Mansholt de Totalisatorwet (Stb. I 514) tot stand. Hierdoor wordt wedden bij paardenracen via een totalisator weer mogelijk. Er kan een maximuminzet per persoon worden vastgesteld. (553)
Bracht in 1950 samen met de ministers Van den Brink en Mansholt de Wet op de economische delicten (Stb. K 258) tot stand (de behandeling in de Eerste Kamer maakte hij niet meer als minister mee). Deze wet bevat regels over de opsporing, vervolging en berechting van economische delicten op het gebied van voedselvoorziening, prijzen en distributie. Er komen bijzondere politierechters en opsporingsambtenaren. Het wetsvoorstel was in 1947 ingediend met minister Van Maarseveen als eerste ondertekenaar. (603)
Wetenswaardigheden
verkiezingen
Was in 1946 en 1948 Eerste Kamerkandidaat in Groep I: Noord-Brabant, Zeeland, Utrecht en Limburg
Publicaties van/over
literatuur/documentatie
J.C.F.J. van Merriënboer, "Wijers, Theodorus Renerus Josephus (1891-1973)", in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel V, 549
J.C.F.J. van Merriënboer en P.P.T. Bovend'Eert, "Het rustige tuintje van rechter Wijers", in: P.F. Maas, "Het kabinet-Drees-Van Schaik, 1948-1951", band B, 498-502
Wie is dat? 1956
Ned. Patriciaat, 1974
Biografisch Woordenboek(en)
biografie opgenomen in het Biografisch Woordenboek van Nederland
Familie/gezin
In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.