Cijfers kabinet-Rutte I (2010-2012)

De economie was nog amper aan herstel van de kredietcrisis en de Grote Recessie van 2008/2009 toegekomen, of de eurocrisis en een nieuwe recessie dienden zich alweer aan. In het voorjaar van 2012 was duidelijk dat het ‘€ 18 miljardpakket’ van voorgenomen en deels al in gang gezette besparingsmaatregelen van het kabinet-Rutte I niet genoeg zou zijn om het begrotingstekort binnen de Europese norm van 3% BBP te houden.

De regeringspartijen VVD en CDA konden het niet eens worden met gedoogpartner PVV over aanvullende bezuinigingen. Hierop viel het kabinet en sloten de demissionaire regeringspartijen VVD en CDA een Lenteakkoord met D66, GroenLinks en de ChristenUnie over maatregelen om alsnog aan de Europese begrotingsregels te voldoen.

Inhoudsopgave van deze pagina:


1.

€ 18 miljard pakket

Na de verkiezingen van 2010 stonden de nieuwe coalitiepartners, VVD en CDA, voor de taak om met de gedoogsteun van de PVV de overheidsfinanciën weer onder controle te krijgen. De partijen namen zich voor om besparingsmaatregelen oplopend tot een bedrag van € 18 miljard in 2015 te nemen. Dit zgn. € 18 miljard pakket bestond voor € 3,2 miljard uit maatregelen die het demissionaire kabinet-Balkenende IV in de zomer van 2010 had voorbereid naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Koolmees/Weekers (D66/VVD), en voor € 14,8 miljard uit nieuwe maatregelen van het kabinet-Rutte I.

VVD, CDA en PVV kwamen o.a. overeen te bezuinigen door het samenvoegen van de budgetten voor de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en de Wet werk en bijstand (WWB), en door de Wajong vanaf 2012 alleen nog toegankelijk te maken voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. De mensen in de bestaande Wajong zouden worden herkeurd en de uitkering zou vanaf 2014 omlaag gaan naar 70% van het wettelijk minimumloon.

Daarnaast werd o.a. afgesproken om € 1,2 miljard te bezuinigen op het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking (OS) zouden worden verlaagd van 0,8% BNP naar 0,7% BNP, en er zou op OS worden bezuinigd door een aantal uitgavenposten die eerst elders op de begroting werden geboekt onder te brengen bij de OS-uitgaven. Het Centraal Planbureau berekende in 2010 dat de totale bezuiniging op OS zou uitkomen op € 0,9 miljard in 2015.

Verder spraken de partijen af de AOW-leeftijd per 1 januari 2020 (ver na afloop van de kabinetsperiode dus) te verhogen naar 66 jaar. Het kabinet moest daar bovenop een voorstel doen om de AOW-leeftijd op den duur te koppelen aan de levensverwachting. De partijen kwamen ook overeen de fiscale faciliëring van de pensioenopbouw in 2013 te beperken in verband met de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd.

2.

Hernieuwde recessie

Het lichte economische herstel van 2010 was van korte duur. In het voorjaar van 2011 bleken de problemen met de Griekse overheidsfinanciën groter dan gedacht. Ook zijn er moeilijkheden in Ierland, Portugal, Italië en Spanje. Al met al was er sprake van een eurocrisis. Na een opleving in 2010 viel de groei van de wereldhandel in 2011 en vooral in 2012 ver terug. De Nederlandse economie werd hierdoor wederom hard getroffen. Ook het bezuinigingsbeleid remde de economie af. Hoewel de economie over 2011 als geheel nog wel groeide, belandde Nederland in de loop van 2011 voor de tweede keer in drie jaar tijd in een recessie. In 2012 kromp de economie met 1,1%. Door de hernieuwde recessie begon ook de werkloosheid weer te stijgen.

De crisis op de woningmarkt werd versterkt toen kredietverstrekkers in augustus 2011 strengere regels voor het verstrekken van hypotheken gingen hanteren. De oude regels werden als te soepel beschouwd toen huizen op grote schaal ‘onder water’ kwamen te staan; dat wil zeggen dat de door de crisis gekelderde waarde van de woning plus de opgebouwde waarde van spaar en beleggingsvermogens veelal kleiner was dan de hypotheekschuld van woningeigenaren. Ook onzekerheid over de toekomst van de hypotheekrenteaftrek droeg niet bij aan de werking van de woningmarkt.

3.

Val kabinet

Door de verslechterende economische omstandigheden kwam ook het halen van de Europese tekortnorm in gevaar. De regeringspartijen VVD en CDA konden het in het voorjaar van 2012 na uitvoerige onderhandelingen niet eens worden met gedoogpartner PVV over maatregelen om het EMU-tekort in 2012 onder de 3% BBP te krijgen. Hierop viel in april 2012 het kabinet-Rutte I en moesten er nieuwe verkiezingen worden uitgeschreven. Eind april sloten de VVD en het CDA nog wel het ‘Lenteakkoord’, met D66, GroenLinks en de ChristenUnie. Dit akkoord bevatte afspraken om het EMU-tekort in 2012 alsnog binnen de Europese norm van 3% te houden. Uit de cijfers achteraf bleek dat dit niet was gelukt: uiteindelijk kwam het tekort in 2012 op 3,9% BBP uit.

In het Lenteakkoord werd o.a. ook afgesproken de AOW-leeftijd al vanaf 2013 geleidelijk te gaan verhogen, het gebruik van de hypotheekrenteaftrek te beperken door eisen te stellen aan de aflossing van hypotheken en de overdrachtsbelasting op woningen permanent te verlagen tot 2% (eerder in de crisis heeft er al een tijdelijke verlaging plaatsgevonden). Het algemene btw-tarief werd per oktober 2012 met twee procentpunt verhoogd, wat moest leiden tot meer dan € 4 miljard extra belastinginkomsten in 2013.

4.

Kerncijfers

Mutatie (%), tenzij anders vermeld

2010

2011

2012

Gem.

Verschil 2012-2010

BBP (niveau, mrd €)

631,5

642,9

645,2

639,9

13,7

BBP

1,4

1,7

-1,1

0,7

-2,5

Arbeidsproductiviteit bedrijven (per uur) (%)

2,7

0,9

-0,1

1,2

-2,8

Relevante wereldhandel

10,3

6,2

1,3

5,9

-9,0

Wereldhandelsvolume

12,5

7,3

3,1

7,6

-9,4

Wereldeconomie

5,4

4,2

3,5

4,4

-1,9

Overheidsfinanciën

 

% BBP

2010

2011

2012

Gem.

Verschil 2012-2010

EMU-saldo

-5,0

-4,3

-3,9

-4,4

1,1

EMU-schuld

59,3

61,6

66,3

62,4

7,0

Bruto collectieve uitgaven

48,1

47,1

47,1

47,4

-1,0

Collectieve lasten

36,1

35,9

36,0

36,0

-0,1

Lonen en prijzen

 

%, tenzij anders vermeld

2010

2011

2012

Gem.

Verschil 2012-2010

Inflatie (hicp) (%)

0,9

2,5

2,8

2,1

1,9

Inflatie (CPI) (%)

1,3

2,3

2,5

2,0

1,2

Arbeidsinkomensquote

72,8

72,9

73,5

73,1

0,7

Olieprijs (USD/vat)

78,8

108,5

110,4

99,2

31,6

Contractloonmutatie marktsector

1,0

1,2

1,6

1,3

0,6

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (1)

 

Dzd, tenzij anders vermeld

2010

2011

2012

Gem.

Verschil 2012-2010

Werkloosheid (%)

5,0

5,0

5,8

5,3

0,8

Werkloosheid (personen)

435

434

516

461,7

81,0

Groei werkgelegenheid (uren) (%)

-0,7

0,9

-0,9

-0,2

-0,2

Werkloosheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

234

225

262

240,5

27,2

Bijstand (WWB/IOAW/IOAZ) (personen)

308

326

331

321,4

23,4

Werkloosheids- + bijstandsuitkeringen

542

551

593

561,9

50,6

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (uitkeringsjaren)

704

700

666

690,1

-38,4

Uitkeringen ziekte (uitkeringsjaren)

326

323

315

321,7

-11,0

Arbeidsmarkt en sociale zekerheid (2)

 

%

2010

2011

2012

Gem.

Verschil 2012-2010

i/a-ratio

63,3

64,1

66,0

64,5

2,7

Bruto participatiegraad 20-64 jaar

75,5

75,7

76,5

75,9

1,0

Bruto participatiegraad 15-74

70,2

70,0

70,5

70,2

0,3

Netto participatiegraad 15-74

66,7

66,5

66,4

66,5

-0,3


Meer over