Een dramatisch persoonlijk leven

Koning Lodewijk Napoleon, kortweg Louis, zoals hij de officiële stukken altijd tekende, was een jongere broer van Napoleon Bonaparte. Beiden verlieten ze hun geboorte-eiland Corsica. Onder toezicht van Napoleon volgde Lodewijk een militaire opleiding en maakte hij carrière in het Franse leger. En daarbij zou het niet blijven.

Napoleon, als hoofd van de familie, besliste in 1802 dat zijn stiefdochter Hortense de Beauharnais met Lodewijk zou trouwen. Er was geen liefde in het spel. De aantrekkelijke Hortense voelde zich als een vis in het water in het bruisende Parijs. Lodewijk was ziekelijk en sleepte met een been. Wel had hij zijn baan in het leger en vervulde hij een interessante rol als broer van het staatshoofd.

Het gezin hing als los zand aan elkaar. Toch kwamen er al snel twee zoontjes, maar de roddel over het vaderschap is eigenlijk nooit verstomd. De ouders gingen ieder hun eigen gang. Lodewijk kocht een mooi huis in hartje Parijs en een landgoed in Saint-Leu-la-Fôret, een bosrijk gebied in de omgeving.

In 1806 dwong de keizer het tweetal als koning en koningin naar Holland te vertrekken. Samen kwamen ze in Den Haag, waar ze het sociale leven ondraaglijk saai en de woonomgeving pover vonden. Lodewijk geloofde ook stellig dat het klimaat niet goed voor hem was. De Franse leden van de hofhouding, een nieuwe Franse schouwburg en de pracht en praal van het koningschap deden daar niets aan af.

Al snel gaf Hortense toe aan haar neiging naar Frankrijk terug te vluchten. Maar in het voorjaar van 1807 was ze weer even terug. Het werd een verschrikkelijke tijd voor de echtelieden. Hun oudste zoontje overleed in Den Haag aan kroep. Opnieuw verliet Hortense het land waarvan ze de eerste koningin was voor lange tijd.

In 1808 vond in Frankrijk een kortstondige verzoening plaats. Een derde zoontje werd geboren, maar opnieuw werd gefluisterd dat het kind een andere vader moest hebben. Wie de verbitterde brieven leest die de ouders aan elkaar schreven, begrijpt dat de wil om er nog iets van te maken volledig ontbrak. Het kwam dan ook datzelfde jaar tot een definitieve persoonlijke breuk.

Steun van zijn vrouw had Lodewijk dus niet te meer wachten. Toch benoemde hij haar officieel als regentes over zijn tweede zoon, voor het geval hem iets mocht overkomen. Toen Lodewijk in juli 1810 abdiceerde, kwam Hortense echter niet in actie, al volgde Napoleon-Louis in Nederland op. De keizer wilde van dat laatste inderdaad niets van weten. Binnen een paar dagen lijfde hij het koninkrijk Holland bij Frankrijk in.

Ook op deze tweede zoon van Lodewijk en Hortense (ze wordt eigenlijk nooit Hortense genoemd) had Napoleon al eerder beslag gelegd. Zelf had hij geen kinderen, dus deze Bonaparte was de beoogde opvolger. Daarom nam de keizer de opvoeding in Frankrijk ter hand en benoemde hij de kleuter tot groothertog van Berg in Duitsland. Vader Lodewijk kreeg de jongen niet vaak meer te zien.

Maar van al die plannen zou ook niets komen, omdat Napoleon van Horentese's moeder scheidde en trouwde met Maria, de dochter van de Oostenrijkse keizer. Al snel kreeg zij een zoon en had Napoleon de kinderen van zijn broer niet meer nodig. Ook Hortense ging in status achteruit, maar zij werd redelijk behandeld.

Na zijn abdicatie kon Lodewijk uiteraard geen goed meer doen bij de keizer. Hij vluchtte alleen naar Duitsland. Alsof dit nog niet triest genoeg was, raakte het zwerfhondje "Tiel", dat bij dit stadje spontaan in de koets was gesprongen en liefderijk werd geadopteerd, tijdens het vervolg van de reis onder de wielen en overleed. Uiteindelijk trok Lodewijk naar Italië, waar hij nog vele jaren in Rome en Livorno heeft gewoond. Hortense bleef aanvankelijk in Parijs en vertrok later naar Arenenberg in Zwitserland.

De derde zoon, Louis-Napoléon, zou na een tumultueus leven uiteindelijk Frankrijk regeren als keizer Napoleon III. Zijn vader en zijn twee oudere broertjes liggen begraven in Saint-Leu-la-Fôret, onder een groot gedenkteken. Hortense daarentegen rust naast haar moeder in Rueil, vlakbij het paleis Malmaison.

door dr. Joke Roelevink, Instituut voor Nederlandse Geschiedenis


Meer over