Parlementaire enquête Srebrenica (2002-2003)
In april 2002 besloot de Tweede Kamer een parlementaire enquête te houden naar de gebeurtenissen rond de uitzending van militairen naar Srebrenica. Reden voor de enquête was onder meer een rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), op basis waarvan het kabinet-Kok II zijn ontslag had aangeboden.
Een tijdelijke commissie onder het voorzitterschap van Bert Bakker (D66) werd ingesteld. Die moest de Kamer in staat stellen een definitief politiek oordeel te vellen over de Srebrenica-uitzending. In november werden getuigen gehoord en in januari 2003 kwam de commissie met het rapport 'Missie zonder vrede'. Volgens de commissie was het aftreden van het kabinet Kok-II terecht. De enquête had verder geen politieke gevolgen.
Contentssopgave van deze pagina:
Van 1991 tot 1995 was er in Joegoslavië een burgeroorlog gaande, nadat in 1991 Kroatië en Slovenië zich onafhankelijk hadden verklaard. In 1992 volgde Bosnië-Herzegovina. Omdat Bosnische Serviërs overheersing van Bosnische moslims vreesden, gingen zij over tot etnische zuiveringen. Moslims sloegen daarop massaal op de vlucht. Op 8 juni 1992 riep de Veiligheidsraad dan zes gebieden waar gevluchte moslims verblijven uit tot 'veilige' gebieden en stuurde daar een VN-vredesmacht heen. Eén van die gebieden is Srebrenica.
In januari 1994 losten Nederlandse militairen, Dutchbat, hun Canadese collega's in Srebrenica af. Dutchbat had als taak
-
-toezien op naleving van de wapenstilstand
-
-ontwapening van de moslimstrijders
-
-ondersteunen van de humanitaire hulp
In het voorjaar van 1995 brachten de Bosnische Serviërs Dutchbat steeds verder in het nauw. Ten slotte leidde dit tot de val van Srebrenica in juli 1995. Dutchbat trok zich op 21 juli 1995 terug. De moslimbevolking was toen al afgevoerd. Ruim 7500 moslimmannen werden vermoord.
Onmiddellijk na terugkeer van de Nederlandse militairen werden vragen gesteld over de gebeurtenissen die tot het drama hebben geleid. Minister Voorhoeve van defensie beloofde een debriefingsrapport. Ten behoeve van dit rapport werden vrijwel alle Dutchbatters door officieren verhoord. Eind oktober 1995 kreeg de Tweede Kamer het rapport. Conclusie: de Nederlandse militairen hadden erger weten te voorkomen. De verhoren werden niet openbaar gemaakt.
De daarop volgende maanden en jaren hield een geruchtenstroom aan:
-
-Dutchbatters zouden rechts-extremistisch gedrag hebben getoond: de militaire inlichtingendienst verhoort vier militairen maar minister Voorhoeve kreeg het verslag niet te zien;
-
-militairen zouden over vluchtelingen heen zijn gereden: het Openbaar Ministerie ziet geen reden tot vervolging; ook een nader onderzoek van het Openbaar Ministerie in 1998 leidde tot seponering in 1999 wegens gebrek aan bewijs;
-
-moslimslachtoffers zou medische hulp zijn onthouden
-
-een filmrolletje met mogelijk belastend materiaal zou (bewust) zijn weggeraakt.
eerdere onderzoeken
In oktober 1996 vroeg het kabinet aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (sinds 1999 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD)) onderzoek te doen naar 'de gebeurtenissen voor, tijdens en na de val van Srebrenica'. Het kabinet beloofde en gaf ook alle medewerking voor een historisch-wetenschappelijk onderzoek. Al het bronnenmateriaal waar het kabinet de beschikking over had, konden de onderzoekers raadplegen. De publicatie van het rapport werd steeds uitgesteld. Op 10 april 2002 werd het rapport ten slotte openbaar.
Inmiddels had in augustus 1998 minister De Grave van Defensie aan politiek zwaargewicht Van Kemenade gevraagd te onderzoeken of bepaalde feiten in een doofpot werden gestopt. Al in september kwam Van Kemenade tot de conclusie dat dat niet het geval was.
Ruim een jaar later bleek uit een rapport van de Verenigde Naties dat Dutchbat weinig kon doen tegen de Servische overmacht om de val van de enclave te voorkomen. De VN staken de hand in eigen boezem. Alle Nederlandse verzoeken aan VN-commandanten voor noodzakelijke luchtsteun om de val te voorkomen werden afgewezen. Maar Dutchbat had de VN wel beter op de hoogte moeten stellen van wat zich in Srebrenica afspeelde.
Ondertussen vond ook een parlementair onderzoek plaats naar de politieke besluitvorming over Nederlandse deelname aan vredesmissies. Op 4 september 2000 verscheen het rapport van de onderzoekscommissie onder leiding van D66-Tweede Kamerlid Bert Bakker. De conclusie was dat het besluit in 1994 om Dutchbat naar Srebrenica te sturen was genomen op basis van gebrekkige informatie. Toenmalig minister van Defensie Voorhoeve had niet op tijd alle relevante informatie.
Op 29 november 2001 verscheen een rapport van een Franse parlementair onderzoek. Volgens dit onderzoek had Nederland te weinig gedaan om Srebrenica te beschermen. Maar ook de Franse generaal Janvier werd niet gespaard. Deze onder VN-verband opererende bevelhebber had de verzoeken om luchtsteun moeten goedkeuren, bijvoorbeeld op 10 juli, de dag voor de val van Srebrenica.
het NIOD-rapport en de val van het kabinet-Kok II
Op 10 april 2002 verscheen ten lange leste het rapport van het NIOD. Het oordeel was hard: humanitaire bewogenheid en politieke ambities dreven Nederland naar een ondoordachte en nagenoeg onuitvoerbare vredesmissie. Minister van defensie Voorhoeve wist al in 1994 dat het om een onuitvoerbare opdracht ging en premier Kok had onvoldoende de regie in handen. Bovendien had de landmachttop bewust een poging gedaan de informatiestroom beperkt te houden en waar mogelijk onwelgevallige onderwerpen uit de weg te gaan.
De ministers De Grave en Pronk overwogen, in het openbaar, ontslag. Maar toen op 16 april 2002 minister-president Kok zijn ontslag aanbood, betekende dat de val van het hele kabinet. Een inhoudelijke discussie tussen kabinet en Tweede Kamer over het NIOD-rapport was niet meer mogelijk, hoewel CDA-fractievoorzitter Balkenende hier wel op aandrong.
Naar aanleiding van het NIOD-rapport stelde de Tweede Kamer een tijdelijke commissie in die moest rapporteren over mogelijke onderwerpen voor een nader parlementair onderzoek naar wat er in de zomer van 1995 gebeurd was. Deze tijdelijke commissie, onder voorzitterschap van Van Middelkoop (ChristenUnie), deed op 24 april de aanbeveling een parlementaire enquête in te stellen naar de gebeurtenissen in Srebrenica en naar de voorgeschiedenis en afhandeling daarvan.
De Tweede Kamer stemde op 25 april in met de aanbevelingen van de tijdelijke commissie. Dit leidde tot de instelling van een parlementaire enquêtecommissie. De D66'er Bert Bakker, eerder voorzitter van de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen, werd voorzitter.
onderzoeksvragen en werkwijze
De commissie kreeg als opdracht onderzoek te verricht naar het optreden van de Kamer, de Nederlandse regering en de ambtelijk/militair verantwoordelijken in de aanloop naar, tijdens, en na afloop van de gebeurtenissen in Srebrenica.
Doel van het onderzoek was de Kamer in staat te stellen een definitief politiek oordeel te vellen over dit optreden. Het onderzoek diende ter aanvulling op de conclusies welke oor de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen en door het NIOD zijn getrokken.
Het rapport 'Missie zonder vrede' werd op 27 januari 2003 gepresenteerd. De belangrijkste conclusie was dat Nederland een "geheel eigen verantwoordelijkheid" heeft gehad in het drama rond de val van Srebrenica. De schuld evenwel van de massamoord werd door de commissie-Bakker duidelijk bij de Bosnische Serviërs gelegd. Den Haag kon het falen van Dutchbat echter niet geheel afschuiven op de internationale politieke context. Het aftreden van het tweede kabinet-Kok in april 2002, naar aanleiding van het verschijnen van het NIOD-rapport, beoordeelde de commissie als terecht.
De commissie concludeerde verder dat
-
-er geen worst-case scenario beschikbaar was om in te spelen op een mogelijke val van de enclave Srebrenica;
-
-Dutchbat met een onduidelijk mandaat naar Srebrenica vertrok;
-
-de politiek te weinig luisterde naar de bezwaren die de top van de landmacht vooraf tegen de operatie waren geuit;
-
-Dutchbat bij de evacuatie van moslimmannen in Potocari geen pogingen ondernomen had om de moslims tot het laatst te vergezellen;
-
-door aarzelend optreden van de Franse VN-generaal Janvier Dutchbat luchtsteun onthouden werd toen Srebrenica ingenomen dreigde te worden;
-
-de opperbevelhebber van de Nederlandse landmacht, oud-generaal Couzy, minister Voorhoeve van Defensie onnodig in de problemen gebracht had door informatie over oorlogsmisdaden niet te melden.
Op 4 juni 2003 werd het rapport in de Tweede Kamer behandeld. De fracties van het CDA, de VVD, SP, GroenLinks en D66 wilden Ter Beek, hoewel al lang geen minister meer, aan de tand voelen. Ter Beek zou indertijd een te 'eenzijdig en te positief' beeld hebben gegeven' van de VN-toezeggingen over luchtsteun.
Commissievoorzitter Bakker wist de Kamer er echter van te overtuigen dat het niet realistisch was één individuele politicus het drama aan te rekenen. Waarmee deze enquête als afgesloten kon worden beschouwd.
Leden |
---|
Bert Bakker (D66), voorzitter |
Aart Mosterd (CDA) |
Bert Koenders (PvdA) |
Bibi de Vries (VVD) |
Harry Wijnschenk (LPF), tot september 2002 |
Egbert Jan Groenink (LPF), september-oktober 2002 |
Tineke Huizinga-Heringa (RPF) |
Fenna Vergeer-Mudde (SP) |
Griffier |
Mr. Tim de Lange |
indiener(s) |
Tijdelijke Commissie Aanvullende Onderwerpen NIOD-rapport |
---|---|
datum aanvaarding voorstel door TK |
5 juni 2002 |
periode openbare verhoren |
11 november 2002 - 28- november 2002 + 6 december 2002 |
duur in dagen |
237 |
datum eindverslag |
27 januari 2003 |
aftredens |
geen; kabinet-Kok II was reeds afgetreden n.a.v. NIOD-rapport |
aantal gehoorde getuigen/deskundigen |
41 |
kamerdossier |
|
omvang eindrapport |
467 |
voorzitter |
Bert Bakker (D66) |
11 juli 1995 |
De val van Srebrenica |
---|---|
21 juli 1995 |
Dutchbat, de Nederlandse VN-militairen, trekken zich terug uit Srebrenica |
10 april 2002 |
NIOD rapport verschijnt over de val van Srebrenica en de rol van Dutchbat. |
16 april 2002 |
Val van het kabinet-Kok II |
24 april 2002 |
Aanbeving van tijdelijke commissie om parlementaire enquête in te stellen. |
25 april 2002 |
Start parlementaire enquête |
11 november 2002 |
Start openbare verhoren. 41 getuigen werden verhoord. |
27 januari 2003 |
Het verslag 'missie zonder vrede' word afgerond en gepresenteerd |
10 en 12 juni |
Debat met de Kamer |
25 en 27 juni |
Debat met de regering |
Van 11 tot en met 28 november 2002 heeft de commissie de belangrijkste getuigen openbaar verhoord, met een extra verhoordag op 6 december 2002.
-
11 november 2002: Legertop dwong Dutchbatters te zwijgen
Al in juli 1995 kwamen de feiten op tafel dat er tijdens de inval in Srebrenica massamoord was gepleegd. De Nederlandse legertop heeft sindsdien militairen die hierover in het openbaar wilden praten, tegengewerkt. Dit bleek uit de verhoren op de eerste dag van de Parlementaire Enquête Srebrenica.
-
13 november 2002: 'VN liet Dutchbat stikken'
Nederland heeft een te groot vertrouwen gehad in de Verenigde Naties (VN). Volgens De Hoop Scheffer ging men er bij het besluit om Dutchbat naar Srebrenica te sturen vanuit dat de VN Dutchbat uit de brand zou helpen als dat nodig zou zijn. Dat was een belangrijke overweging om Dutchbat naar Srebrenica af te laten reizen. Dat bleek gisteren tijdens de tweede dag van de openbare verhoren van de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica. Helaas was deze veronderstelling niet juist: de VN staken geen poot uit toen het puntje bij paaltje kwam.
-
14 november 2002: Legering in Srebrenica nooit in kabinet of Kamer besproken
Het besluit om Nederlandse VN-militairen in Srebrenica te stationeren, is nooit als zodanig in het kabinet of de Tweede Kamer besproken. Dat verklaarden de oud-ministers Kooijmans en Ter Beek voor de parlementaire enquêtecommissie.
-
15 november 2002: Geen verklaring voor uitblijven luchtsteun Srebrenica
Op de vierde dag van de parlementaire enquête Srebrenica, afgelopen vrijdag 15 november, werden hoge militairen verhoord. Belangrijke getuigen waren brigade-generaal Cees Nicolaï, die vanuit Sarajevo leiding gaf aan VN-troepen in Bosnië, en kolonel Harm de Jonge, die in 1995 op het VN-hoofdkwartier in Zagreb gestationeerd was. De commissie onderzocht waarom Dutchbat geen luchtsteun kreeg toen de enclave door de Servische troepen van Mladic bedreigd werd.
-
18 november 2002: Karremans hield rekening met doden en gewonden aan zijn zijde
Overste Karremans heeft na jaren zwijgen eindelijk zijn verhaal kunnen vertellen aan de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica.
-
20 november 2002: Lubbers: VN heeft Nederland in de steek gelaten
Oud-premier Lubbers vindt dat Nederland door de VN in de steek is gelaten. Voormalig minister Pronk meent dat ook de Nederlandse regering heeft gefaald. Dat verklaarden de oud-bewindslieden woensdag tegenover de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica.
-
21 november 2002: Couzy vond dat Voorhoeve hem onmogelijke opdrachten gaf
De voormalige bevelhebber der landstrijdkrachten, generaal Couzy, vond dat minister Voorhoeve hem keer op keer met onmogelijke opdrachten opzadelde. Als voorbeeld noemde hij de opdracht dat Dutchbatters na hun veilige terugkeer uit het belegerde Srebrenica in Zagreb van de minister geen bier mochten drinken op hun welkomstfeest. De slechte verhouding tussen beiden was nadelig voor een goede afhandeling van het Srebrenica-dossier.
-
27 november 2002: Lot Couzy hing aan zijden draad
De positie van de bevelhebber van de landmacht, generaal Couzy, was in 1995 na de val van Srebrenica buitengewoon wankel. De toenmalige minister van Defensie Voorhoeve heeft zeer serieus overwogen hem te ontslaan. Voorhoeve zag echter op tegen de commotie die het ontslag zou geven en het juridisch gevecht dat ongetwijfeld op een ontslag zou volgen. Bovendien had hij Couzy nodig om de reorganisatie van de landstrijdkrachten af te ronden. Dit bleek gisteren tijdens de openbare verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
-
28 november 2002: Kok, Van Mierlo, Voorhoeve: Nederland stond er in Srebrenica alleen voor
De internationale gemeenschap heeft Nederland in de steek gelaten bij de verdediging van de enclave Srebrenica. Dat verklaarden de oud-ministers Van Mierlo, Voorhoeve en Kok tijdens hun verhoor bij de enquêtecommissie. Alledrie hebben zij zich na het drama van juli 1995 afgevraagd of Nederland meer had kunnen doen, maar geen van hen denkt dat dit mogelijk was geweest.
Meer over