Couzy vond dat Voorhoeve hem onmogelijke opdrachten gaf
De voormalige bevelhebber der landstrijdkrachten, generaal Couzy, vond dat minister Voorhoeve hem keer op keer met onmogelijke opdrachten opzadelde. Als voorbeeld noemde hij de opdracht dat Dutchbatters na hun veilige terugkeer uit het belegerde Srebrenica in Zagreb van de minister geen bier mochten drinken op hun welkomstfeest. De slechte verhouding tussen beiden was nadelig voor een goede afhandeling van het Srebrenica-dossier.
Ernstiger dan het 'bier-conflict' was dat Couzy de debriefing van de militairen na hun terugkeer in Nederland een onmogelijke opdracht vond. Hij was wel daarvoor formeel verantwoordelijk, maar erkende die verantwoordelijkheid eigenlijk niet. Couzy was het namelijk volstrekt oneens met het vertrouwelijke karakter van de debriefing. Hij drong bij de minister aan op een duidelijker opdracht, maar Voorhoeve was daarop niet ingegaan. Couzy sprak van een 'mission impossible'.
Couzy erkende dat bij de afhandeling van het Srebrenica-dossier soms 'oenig' was opgetreden. Zo was vooraf geen overleg gepleegd met de minister over de bevordering van overste Karremans. Ook bij het naar buiten brengen van informatie over oorlogsmisdaden was de communicatie tussen Couzy en de minister verre van optimaal geweest. Voorhoeve meldde direct dat er sprake was van genocide; Couzy was veel terughoudender.
Met klem ontkende de generaal dat er sprake was geweest van het bewust achterhouden van gegevens. Die aantijging leverde hem de bijnaam de 'doofpot-generaal' op. Hij voelt zich persoonlijk geraakt door die beschuldiging.