De ruimte op links

6 april 2007, column Bert van den Braak

De SP streeft, zo staat in haar beginselprogramma, naar een samenleving waarin menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit voorop staan. De PvdA heeft als doelstelling het recht van burgers op een fatsoenlijk bestaan en volwaardige deelname aan de samenleving. Dat ontloopt elkaar weinig. Beide partijen zien zich als vertegenwoordiger van de socialistische stroming en beide partijen mikken grotendeels op hetzelfde electoraat.

Concurrentie ter linkerzijde is allerminst een nieuw verschijnsel. In 1909 ontstond een breuk in de socialistische beweging toen de zogenaamde Tribunisten (genoemd naar het tijdschrift 'de Tribune') zich van de SDAP afscheidden, en de Sociaal-Democratische Partij (SDP) werd opgericht. De SDP veranderde haar naam in 1919 in Communistische Partij Holland en in 1935 in Communistische Partij Nederland (CPN).

Tussen SDAP en SDP/CPH bestond een enorme rivaliteit. Vertegenwoordigers van beide partijen bestreden elkaar verbaal te vuur en te zwaard. Zowel SDAP als CPH waren partijen met een duidelijke ideologie en maatschappijvisie. Voor de communisten waren sociaal-democraten knechten van het kapitalisme; voor de sociaal-democraten waren de communisten knechten van de Sovjet-Unie. De uitgesproken ideologie verhinderde dat de CPH, ondanks een populistische toon, een grote aanhang wist te verwerven.

Na de Tweede Wereldoorlog leek aanvankelijk nauwere samenwerking tussen sociaal-democraten en communisten mogelijk. Bij de formatie van het kabinet-Schermerhorn/Drees was deelname van een communistische minister zelfs een reële optie. Toen de communisten echter twee kabinetsposten opeisten, waaronder de belangrijke portefeuille voedselvoorziening, ging dit uiteindelijk niet door. Bij de eerste naoorlogse verkiezingen kreeg de CPN tien procent van de kiezers achter zich. De nieuwgevormde PvdA, waarin SDAP, vrijzinnig-democraten en christen-socialisten waren opgegaan, behaalde negenentwintig procent. De CPN leek uit te kunnen groeien tot een geduchte concurrent van de PvdA.

Dat veranderde toen begin 1948 een communistische omwenteling plaatsvond in Tsjecho-Slowakije. De CPN koos onvoorwaardelijk de zijde van de Sovjet-Unie en de ongekend felle vooroorlogse tegenstelling tussen sociaal-democraten en communisten herleefde ten volle. In Amsterdam werden de twee CPN-wethouders uit het college verwijderd, communisten werden uitgesloten van diverse Kamercommissies en op maatschappelijke gebied werden aanhangers van de CPN in het isolement gedreven. Overigens werkte die partij door het rigide bondgenootschap met de Sovjet-Unie en een tamelijk verstikkende partijcultuur zelf mee aan dat isolement. Vooral partijleider De Groot was een onvoorwaardelijke Stalinist.

Pas toen zich een zekere ontdooiing voordeed in de Oost-Westtegenstelling kon de CPN het eind jaren vijftig verloren gegane terrein deels herwinnen. Met name de retorisch sterke afgevaardigde Marcus Bakker wist nieuwe kiezers aan de partij te binden. Zijn populariteit vertaalde zich echter slechts ten dele in zetelwinst. De ideologische achtergrond van de CPN verhinderde die groei. Wel kreeg de CPN een zekere invloed in de socialistische vakbeweging en aan de universiteiten, en was zij in sommige delen van het land op lokaal gebied (Amsterdam, Zaanstreek, Oost-Groningen) zelfs leidend bij politieke en economische acties.

In de PvdA was inmiddels, vanaf midden jaren zestig, sprake van een steeds groter wordende kloof tussen een deel van de traditionele achterban (arbeiders) en het kader (doctorandussen). Tijdens de kabinetten-Van Agt en -Lubbers wist de PvdA desondanks onder leiding van Den Uyl en Kok haar leidende positie in de (linkse) oppositie nog te handhaven. Samen met de FNV verzette zij zich tegen de forse ingrepen in de sociale zekerheid en tegen kortingen bij de overheid.

De val van het communisme en het wegvallen van 'De Muur' in 1989, maar ook het afnemen van de betekenis van ideologieën (Wim Kok constateerde in 1995 dat de PvdA haar ideologische veren deels had afgeschud), bood kans voor een meer populistisch gerichte socialistische partij, die zich veel nadrukkelijker op 'arbeiders' ging richten. GroenLinks - feitelijk de erfgenaam van (onder andere) de CPN - heeft een te 'groen' en zelfs te elitair imago, om die groep aan te spreken.

De SP nam bovendien zelf ook afstand van haar ideologische achtergrond, te weten het marxistisch-leninisme (voorganger van de SP was de Kommunistische Eenheidsbeweging). Toen in de tweede helft van de jaren negentig onvrede groeide over een meer op het centrum gerichte koers van de PvdA wist de SP daarvan volop te profiteren. Daar waar in de jaren vijftig en zestig links-socialisme verdacht was vanwege de context van de Koude Oorlog, is dat nu niet langer het geval.

PvdA en SP zijn - dat bleek deze week opnieuw - bepaald nog geen 'vrienden', maar elkaar verketteren doen ze evenmin. Dat biedt kansen voor samenwerking. Dat lijkt een heilzamer weg dan een voortdurende broedertwist zoals vroeger tussen sociaal-democraten en communisten. In de huidige context is voor zo'n tegenstelling ook geen reden meer. En gezien de doelstellingen van beide partijen ligt samenwerking - waar mogelijk - zelfs voor de hand.



Andere recente columns