Waar dient Kamerontbinding nog voor?
Er zijn volgens de Grondwet twee hoofdredenen voor Kamerontbinding. De eerste bestaat in de bevoegdheid van de regering, in geval van een conflict met de Tweede Kamer, niet zelf ontslag te nemen maar de Kamer te ontbinden (art. 64 Grw.). De tweede reden bestaat in het voornemen de Grondwet te wijzigen. In dat geval moet na aanvaarding van de wijziging in eerste lezing de Tweede Kamer worden ontbonden (art. 137 Grw.). Daarna wordt er in tweede lezing over het grondwetsvoorstel gestemd.
In de vorige column hebben wij al geconstateerd dat het sinds de jaren zestig gebruikelijk is, dat het kabinet bij het ontstaan van een kabinetscrisis niet alleen zelf ontslag indient maar tevens aan de Koning vraagt de Tweede Kamer te ontbinden en nieuwe verkiezingen te houden. Zulk ontbindingsbesluit wordt steeds genomen met instemming van de Tweede Kamer. De Grondwet staat het kabinet daarnaast toe ontslag te nemen om zonder verkiezingen plaats te maken voor een coalitie van andere samenstelling. Maar, het wordt als een zaak van ‘democratisch fatsoen’ beschouwd om eerst de kiezers om een oordeel te vragen.
Fatsoenlijk is het zeker, maar de prijs van dit zestig jaar geleden bedachte fatsoen is buitengewoon hoog1). Al heel spoedig was duidelijk, welke nadelen daaraan zaten: de Tweede Kamer verliest door elkaar snel opeenvolgende ontbindingen enorm aan parlementaire ervaring; meestal vertrekt in korte tijd meer dan de helft van de Kamerleden van het toneel. Tegelijk ontstaat er zulk een angst voor vervroegde verkiezingen, dat elke coalitie krampachtig probeert een crisis te vermijden. Die kramp leidt ertoe dat bij alle kabinetsvoornemens de coalitiefracties nauw vooraf worden betrokken; van enigszins vrije beoordeling door de Kamer kan geen sprake meer zijn. Als het toch misgaat, gebeurt dat meestal spoedig na aantreden van een kabinet; het had er blijkbaar nooit moeten komen.
Ten slotte hebben ontbinding en nieuwe verkiezingen nauwelijks zin: in ons bestel kunnen kiezers helemaal niet beslissen over de vorm van een alternatieve coalitie, eenvoudig omdat geen partij in Nederland bij verkiezingen ooit een meerderheid verwerft. Het wordt weer knutselen aan een coalitie door leiders van parlementaire fracties met een voor kiezers onvoorspelbare uitkomst. Dankzij de vluchtigheid van het kiesgedrag en de versplintering van het politieke spectrum zal de nieuwe coalitie met de vorige gemeen hebben dat het weer een ‘hutspotcoalitie’ wordt, zoals staatsrechtexpert, Douwe Jan Elzinga dat noemde2); een vierpartijenkabinet dus zonder politieke samenhang.
Dan was er die andere vorm van Kamerontbinding, wegens grondwetswijziging. Ooit was die bedacht om de kiezer in staat te stellen zich uit te spreken over de veranderingen in de Grondwet. De laatste keer dat dit serieus kon was in 1917, meer dan een eeuw geleden. Sindsdien wordt de grondwetsontbinding gecombineerd met gewone Kamerverkiezingen. Daardoor weet geen mens die naar de stembus gaat nog, dat hij of zij beslist over een herziening van de Grondwet. Waarom daarvoor dan nog de Kamer ontbinden?
Er zou serieus moeten worden nagedacht over volledige afschaffing van de Kamerontbinding en, net als in Noorwegen, eens per vier jaar algemene verkiezingen waarmee parlement en regering het vervolgens moeten doen. Loopt een coalitie vast, dan wordt er eenvoudig een nieuwe coalitie gevormd. De houdbaarheid van een minderheidskabinet zou er een stuk groter van worden. Weliswaar kan ook dat door de Kamer worden weggestuurd, maar nooit om er verkiezingen mee te forceren.
Zeker, als de verkiezingen zo ongelukkig uitvallen als in 2023 met een rechtsstatelijk dubieuze partij als grootste, zit het land daar voor vier jaar aan vast. Het zal de vindingrijkheid bevorderen naar coalities te zoeken, die het zonder dubieuze partners kunnen stellen. Dat kon ook in de huidige parlementaire periode, maar partijen als VVD en NSC hadden er geen zin in, vooral uit angst voor nieuwe verkiezingen op een voor hen ongunstig moment. Dat soort gespeculeer zit er zonder de kans op Kamerontbinding niet langer in; partijen moeten van het begin af nadenken.
Ook een Grondwet zonder Kamerontbinding zal nadelen hebben, maar laten wij eerst eens serieus kijken wat de voordelen ervan zouden zijn. In gemeentebesturen weten ze niet anders en toch gaat het maar zelden mis.
Dit is de tweede column in een reeks van twee over nut en onnut van Kamerontbinding.
-
1)J.Th.J. van den Berg, ‘Aan de gelovigen overgeleverd’. Opstellen over democratie, regering en parlement, Alphen aan den Rijn: Sijthoff 1982, 144 – 147.
-
2)D.J. Elzinga, ‘Politieke hutspot voor kiezer’, in: Binnenlands Bestuur, 7 oktober 2016.