Baantjesjagers
Deelt u de mening dat er al veel te veel oud-politici van de Partij van de Arbeid aan lucratieve baantjes zijn geholpen? Die vraag stelde PVV-Tweede Kamerlid Johan Driessen enkele weken geleden aan minister Rosenthal. Hij deed dat naar aanleiding van de kandidatuur van Ad Melkert voor de functie van directeur-generaal bij de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie). Zijn partijgenoot Peter van Dijk (senator en lid van het parlement van de Raad van Europa) verhinderde recentelijk de verkiezing van Frans Timmermans tot Commissaris voor de Mensenrechten. Wie precies wie aan een baantje helpt, is in deze gevallen overigens onduidelijk.
Maar klopt het beeld dat Nederlandse politici en in het bijzonder die van de PvdA (internationale) baantjesjagers zijn? Nederlanders hebben inderdaad belangrijke soms internationale functies vervuld. Tot 2009 was Jaap de Hoop Scheffer (CDA) secretaris-generaal van de NAVO en voorgangers van hem waren Dirk Stikker en Joseph Luns. Ruud Lubbers (CDA) was vier jaar Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. De enige die op Europees niveau een topfunctie bekleedde, was ECB-president Wim Duisenberg (PvdA). Het voorzitterschap van de Europese Commissie viel zelfs slechts een jaartje toe aan een landgenoot, Sicco Mansholt (1972-1973). Goed beschouwd zijn slechts weinig Nederlandse politici op belangrijke internationale functies terechtgekomen.
Als er voor een Nederlandse politicus kans op een benoeming in belangrijke internationale functie was, speelden partijpolitieke overwegingen nauwelijks een rol. Om het anders te verwoorden: verstandige politici gaven steeds zo veel mogelijk steun aan goede Nederlandse kandidaten, ook als die geen partijgenoot waren. De beperkte kansen die ons land kreeg, werden gekoesterd.
Het directe belang voor ons land bij de benoeming van landgenoten op een hoge internationale functie is discutabel, maar er is wel een indirect belang in de vorm van internationaal prestige. Het is een vorm van erkenning voor de rol die Nederland in de Europese en zelfs wereldpolitiek speelt. Dergelijke benoemingen dragen daarmee ook bij aan versterking van onze internationale positie. Dat gold bijvoorbeeld sterk voor de benoeming van Max van der Stoel tot Hoge Commissaris voor de nationale minderheden van de OVSE, voor de benoeming van Jan Pronk tot speciaal gezant in Soedan, en voor de benoeming van Melkert tot VN-gezant in Irak.
De drie laatstgenoemden waren inderdaad PvdA-lid. De stelling dat PvdA'ers bij uitstek 'jagen' op internationale functies is echter onbewezen. In het verleden werden de VVD'ers Arie Pais en Rudolf de Korte benoemd bij de Europese Investeringsbank en hun partijgenoot Wim van Eekelen werd secretaris-generaal van de West-Europese Unie. De CDA'er Aart-Jan de Geus werd na zijn ministerschap adjunct-secretaris-generaal van de OESO. Internationale benoemingen zijn bepaald niet voorbehouden aan één partij.
Niet alleen de doorstroming van politici naar internationale functies is overigens beperkt. Dat geldt evenzeer voor doorstroming naar ambten in het binnenlands bestuur. In het verleden verlieten geregeld leden de Tweede Kamer, omdat zij burgemeester, Commissaris van de Koningin of lid van de Raad van State werden. Benoemingen tijdens het Kamerlidmaatschap komen nu echter nog slechts zelden voor (in de vorige periode 2006-2010 ging het om vier leden). De benoeming van burgemeesters en Commissarissen van de Koningin is tegenwoordig een zaak van gemeenteraden en Staten. Van de voordracht die zij opstellen, wordt nimmer afgeweken. Dat het ongetwijfeld voorkomt, dat partijen lobbyen voor een bepaalde persoon, doet daaraan weinig af. Raden en Staten moeten uiteindelijk de overtuiging hebben dat hun nieuwe burgemeester of Commissaris de juiste vrouw of man is. Met 'baantjesjagerij' heeft dat niets te maken.
Noch voor het algemene verwijt dat politici (en bedoeld wordt dan: van traditionele partijen) baantjesjagers zijn, noch voor de stelling dat dit bij sommige partijen meer voorkomt dan bij andere, bestaat dus enige grond.
Bij het verhinderen van de benoeming van Timmermans werd indirect het Nederlandse belang geschaad. Daarbij was rancune de enige drijfveer. Dat lijkt mij ook meer in zijn algemeenheid een kwalijke basis voor politiek handelen.