Door de zure appel heen bijten
Is het moedig als het kabinet het crisis- en herstelplan direct nadat het is verschenen in de vorm van een soort referendum aan de kiezers voorlegt, zoals J.Th.J. van de Berg vorige week voorstelde? Op het eerste gezicht lijkt dat zo, maar de vraag is of dat wel zo verstandig en wenselijk is.
Een belangrijk uitgangspunt van ons staatsbestel is dat kabinetsperiodes vier jaar duren. Alleen als er tussentijds een conflict ontstaat, zijn vervroegde verkiezingen nodig. Sinds de jaren zestig (na de tussentijdse wisseling van de kabinetten-Marijnen en -Cals) geldt daarbij bovendien als ongeschreven regel dat wisseling van coalitie niet plaatsvindt zonder eerst de kiezers te raadplegen.
Bij de discussie over het eventuele vertrek van Balkenende naar een hoge EU-post werd het beginsel van de vierjarige kabinetsperiode door sommigen wat gemakkelijk ter zijde geschoven. In andere EU-landen ziet niemand in een wisseling van de premier een reden tot het uitschrijven van verkiezingen. Dat was niet het geval in 1995 in Luxemburg toen Santer werd vervangen door Juncker en evenmin in 2004 toen Santana Lopes in Portugal Barroso verving. Ook in Denemarken werd dat dit jaar niet nodig gevonden, nadat Fogh Rasmussen vanwege zijn NAVO-functie was vervangen door zijn partijgenoot Lokke Rasmussen. In alle drie gevallen ging het om leiders van een coalitiekabinet.
Het ziet ernaar uit dat het pakket maatregelen waarmee het huidige kabinet zal komen, ingrijpender zal zijn dan eerder het geval was. In die zin is het stellen van de vraag of dat geen reden is voor het uitschrijven van vervroegde verkiezingen te rechtvaardigen. Met de nodige nuanceringen - zowel de omstandigheden als het politiek bestel zijn onvergelijkbaar - zou 1933 bovendien als 'precedent' kunnen worden beschouwd. In 1933 ging het derde kabinet-Ruijs de Beerenbrouck over tot voortijdige ontbinding van de Tweede Kamer na een (op zichzelf beperkt) conflict. Toen ging het echter om een extraparlementair kabinet - het was tot stand gekomen zonder bindende afspraken met fracties - en de vervroeging beperkte zich tot twee maanden.
Het opvolgende crisiskabinet (Colijn II) kwam in 1935 met een ingrijpend crisispakket, vervat in één wetsvoorstel, de zogenoemde Bezuinigingswet. Je zou kunnen stellen dat de kiezers in 1933 konden weten dat het nieuwe kabinet met zo'n pakket zou komen en dus bij voorbaat daartoe een mandaat hadden gegeven. Het wetsvoorstel werd niettemin pas na een tussentijdse crisis aanvaard, omdat de Katholieke fractie aanvankelijk dwars lag. Het is erg hypotetisch, maar het is zeer de vraag of dit ontwerp, gezien het verzet van de Katholieken en de sociaaldemocraten, een 'referendum' in 1935 zou hebben overleeft.
Ik durf wel te voorspellen wat er gebeurt als het crisis- en herstelplan van het huidige kabinet onmiddellijk aan de kiezers wordt voorgelegd. Er zijn drie regeringsfracties en zes à zeven oppositiepartijen, die allemaal - op zich niks mis mee - volop de gelegenheid zullen krijgen hun pijlen af te schieten op dat plan.
Vervroegde verkiezingen krijgen dan de vorm van een correctief referendum, waarbij het vooral gemakkelijk is om tegen te zijn, zonder dat ook maar enigszins duidelijk wordt wat het bruikbare alternatief is. Alle oppositiepartijen hebben hun eigen invalshoek. Het organiseren van onvrede is niet zo moeilijk. Als er tegenover het regeringsplan één alternatief wordt gezet, is een 'referendum' wellicht aanvaardbaar. Dat is niet het geval. Vervroegde verkiezingen zijn dan niet moedig, maar eerder een vorm van zelfdestructie die het nemen van noodzakelijke maatregelen enorm zal vertragen.
Op zich is het waar dat de kiezers zich niet konden uitspreken over concrete voorstellen tot bestrijding van de crisis (die was er immers nog niet). Een meerderheid gaf echter wel haar vertrouwen aan partijen met duidelijke politieke opvattingen. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat die partijen nu ineens een geheel andere invalshoek hebben dan eind 2006.
Uiteraard zal het kabinetsbeleid, en met name het crisispakket, bij de reguliere verkiezingen eveneens centraal staan. Zelfs als dat moedig wordt verdedigd, bestaat er een gerede kans dat daarna andere partijen aan het bewind komen en dat een nieuwe coalitie andere accenten legt. De kans is echter reëel dat tevens één van de huidige regeringsfracties tot die nieuwe coalitie behoort. Het is dan nagenoeg uitgesloten dat de (onvermijdelijk) ingeslagen weg nog totaal wordt gewijzigd. Dat is voor velen vast een zure appel, maar daar moeten we toch maar doorheen bijten.
Kabinetsperiodes duren in principe vier jaar en referenda kennen wij in ons staatsbestel niet. Laten we dat maar zo houden.