Artikel 53: Sectorieel beleid

52
Artikel 53
54

Inhoudsopgave van deze pagina:


Ten einde te voorzien in de specifieke behoeften op het gebied van de organisatie, coördinatie of stimulering van bepaalde sectoren van de economische bedrijvigheid, bezit de Unie concurrerende bevoegdheid om een sectorieel beleid te voeren dat is afgestemd op de dimensie van de Unie.

Op ondergenoemde terreinen is dit beleid er met name op gericht om, door het scheppen van stabiele kadervoorwaarden, de besluitvorming van de ondernemingen te bevorderen op het gebied van investeringen en innovaties, en zulks in een context van mededinging.

Het betreft hier met name:

  • landbouw en visserij,
  • vervoer,
  • telecommunicatie,
  • onderzoek en ontwikkeling,
  • industrie,
  • energie.
  • a) 
    Op het gebied van de landbouw en de visserij voert de Unie een beleid dat is gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn omschreven in artikel 39 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap.
  • b) 
    Op het gebied van het vervoer voert de Unie een beleid dat bijdraagt tot de economische integratie van de Lid-Staten. Zij handelt met name via een gemeenschappelijk optreden om een einde te maken aan elke vorm van discriminatie, de basisvoorwaarden voor de mededinging tussen de onderscheidene middelen van vervoer te harmoniseren, belemmeringen van het grensoverschrijdende vervoer op te heffen en de capaciteit van de verkeerswegen op te voeren; ten einde een verkeersnet te ontwikkelen dat is aangepast aan de Europese behoeften.
  • c) 
    Op het gebied van de telecommunicatie treedt de Unie gemeenschappelijk op om een telecommunicatienet tot stand te brengen met gemeenschappelijke normen en geharmoniseerde tarieven. Zij oefent haar bevoegdheid met name uit ten aanzien van geavanceerde technologieën, onderzoek en ontwikkeling en overheidsaankopen.
  • d) 
    Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling kan de Unie gemeenschappelijke strategieën uitstippelen, ten einde de nationale activiteiten te coördineren en. bij te sturen en de samenwerking tussen de Lid-Staten en de researchinstituten te bevorderen.

    Zij kan financiële steun verlenen aan gemeenschappelijk onderzoek, een deel van de risico's daarvan op zich nemen en onderzoek verrichten in haar eigen onderzoekinstellingen.

  • e) 
    Op industriegebied kan de Unie ontwikkelingsstrategieën uitwerken, ten einde het beleid van de Lid-Staten in industrietakken die van bijzonder belang zijn voor de economische en politieke veiligheid van de Unie bij te sturen en te coördineren. De Commissie, die wordt belast met de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen, brengt periodiek verslag uit aan het Parlement en de Raad van de Unie over de problemen op het gebied van de industriepolitiek.
  • f) 
    Op energiegebied is het optreden van de Unie gericht op de beveiliging van de voorziening, de stabiliteit van de markt van de Unie en, voor zover er prijsregelingen bestaan, een geharmoniseerd prijsbeleid dat verenigbaar is met een eerlijke concurrentie. Het beleid is tevens gericht op de bevordering van ontwikkeling van alternatieve en hernieuwbare energiebronnen, de totstandbrenging van gemeenschappelijke technische normen op het gebied van efficiency, veiligheid, bescherming van de bevolkingen en milieubescherming, alsmede op de stimulering van de exploitatie van Europese energiebronnen.

1.

Ontwikkeling artikel

1984

Ten einde te voorzien in de specifieke behoeften op het gebied van de organisatie, coördinatie of stimulering van bepaalde sectoren van de economische bedrijvigheid, bezit de Unie concurrerende bevoegdheid om een sectorieel beleid te voeren dat is afgestemd op de dimensie van de Unie.

Op ondergenoemde terreinen is dit beleid er met name op gericht om, door het scheppen van stabiele kadervoorwaarden, de besluitvorming van de ondernemingen te bevorderen op het gebied van investeringen en innovaties, en zulks in een context van mededinging.

Het betreft hier met name:

  • landbouw en visserij,
  • vervoer,
  • telecommunicatie,
  • onderzoek en ontwikkeling,
  • industrie,
  • energie.
  • a) 
    Op het gebied van de landbouw en de visserij voert de Unie een beleid dat is gericht op de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn omschreven in artikel 39 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap.
  • b) 
    Op het gebied van het vervoer voert de Unie een beleid dat bijdraagt tot de economische integratie van de Lid-Staten. Zij handelt met name via een gemeenschappelijk optreden om een einde te maken aan elke vorm van discriminatie, de basisvoorwaarden voor de mededinging tussen de onderscheidene middelen van vervoer te harmoniseren, belemmeringen van het grensoverschrijdende vervoer op te heffen en de capaciteit van de verkeerswegen op te voeren; ten einde een verkeersnet te ontwikkelen dat is aangepast aan de Europese behoeften.
  • c) 
    Op het gebied van de telecommunicatie treedt de Unie gemeenschappelijk op om een telecommunicatienet tot stand te brengen met gemeenschappelijke normen en geharmoniseerde tarieven. Zij oefent haar bevoegdheid met name uit ten aanzien van geavanceerde technologieën, onderzoek en ontwikkeling en overheidsaankopen.
  • d) 
    Op het gebied van onderzoek en ontwikkeling kan de Unie gemeenschappelijke strategieën uitstippelen, ten einde de nationale activiteiten te coördineren en. bij te sturen en de samenwerking tussen de Lid-Staten en de researchinstituten te bevorderen.

    Zij kan financiële steun verlenen aan gemeenschappelijk onderzoek, een deel van de risico's daarvan op zich nemen en onderzoek verrichten in haar eigen onderzoekinstellingen.

  • e) 
    Op industriegebied kan de Unie ontwikkelingsstrategieën uitwerken, ten einde het beleid van de Lid-Staten in industrietakken die van bijzonder belang zijn voor de economische en politieke veiligheid van de Unie bij te sturen en te coördineren. De Commissie, die wordt belast met de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen, brengt periodiek verslag uit aan het Parlement en de Raad van de Unie over de problemen op het gebied van de industriepolitiek.
  • f) 
    Op energiegebied is het optreden van de Unie gericht op de beveiliging van de voorziening, de stabiliteit van de markt van de Unie en, voor zover er prijsregelingen bestaan, een geharmoniseerd prijsbeleid dat verenigbaar is met een eerlijke concurrentie. Het beleid is tevens gericht op de bevordering van ontwikkeling van alternatieve en hernieuwbare energiebronnen, de totstandbrenging van gemeenschappelijke technische normen op het gebied van efficiency, veiligheid, bescherming van de bevolkingen en milieubescherming, alsmede op de stimulering van de exploitatie van Europese energiebronnen.
2003
  • 2. 
    De gedeelde bevoegdheden van de Unie zijn afgebakend volgens de bepalingen van deel II.
  • 3. 
    Wanneer de Unie op een gebied van gedeelde bevoegdheid haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend of niet langer uitoefent, kunnen de lidstaten hun bevoegdheid uitoefenen.
  • 4. 
    De gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten gelden de volgende hoofdgebieden:
    • interne markt,
    • ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid,
    • landbouw en visserij,
    • vervoer,
    • transeuropese netwerken,
    • energie,
    • sociale politiek,
    • economische en sociale samenhang,
    • milieu,
    • volksgezondheid,
    • consumentenbescherming.
  • 5. 
    Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimte-onderzoek is de Unie bevoegd om acties te ondernemen, met name programma's uit te voeren, zonder dat door de uitoefening van die bevoegdheid de lidstaten het recht kan worden ontzegd hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
  • 6. 
    Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd om acties te ondernemen en een gemeenschappelijk beleid te voeren, zonder dat door de uitoefening van die bevoegdheid de lidstaten het recht kan worden ontzegd hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.

2.

Toelichting

  • De gebieden die onder de gedeelde bevoegdheden vallen zijn die welke niet onder de exclusieve bevoegdheden, noch onder de gebieden voor ondersteunend optreden vallen. De verwijzing in lid 2 naar deel II van de Grondwet heeft tot doel naar de specifieke bepalingen van dat deel te verwijzen om de omvang en het gewicht van de bevoegdheid van de Unie op elk van deze gebieden te bepalen.
  • De toevoeging van "energie" aan de lijst van de gedeelde bevoegdheden vereist dat in deel II van de Grondwet voor dit gebied een specifieke rechtsgrondslag wordt gecreëerd, aangezien deze rechtsgrondslag in de bestaande verdragen niet voorhanden is (tot dusver werden de besluiten op dit terrein aangenomen op basis van artikel 308).
  • De gebieden ontwikkelingssamenwerking en onderzoek en technologische ontwikkeling (waaraan ruimteonderzoek werd toegevoegd) staan in afzonderlijke leden om te verduidelijken dat de lidstaten hun bevoegdheden op deze gebieden behouden, zelfs als de Unie haar bevoegdheid volledig uitoefent. Ondanks het belang en de omvang van de programma's van de Unie ter ondersteuning van ontwikkeling en onderzoek wordt in de Grondwet niet overwogen de nationale programma's af te schaffen.
2003
  • 3. 
    Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimtevaart is de Unie bevoegd op te treden, met name programma's vast te stellen en uit te voeren, zonder dat door de uitoefening van die bevoegdheid de lidstaten het recht wordt ontzegd hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
  • 4. 
    Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren, zonder dat door de uitoefening van die bevoegdheid de lidstaten het recht wordt ontzegd hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
2003
  • 3. 
    Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimte-onderzoek is de Unie bevoegd op te treden, met name programma's vast te stellen en uit te voeren, zonder dat door de uitoefening van die bevoegdheid de lidstaten verhinderd wordt hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
  • 4. 
    Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren, zonder dat door de uitoefening van die bevoegdheid de lidstaten wordt verhinderd hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
2003
  • 4. 
    Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren, zonder dat de uitoefening van die bevoegdheid de lidstaten belet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.

 

Noot bij lid 2 sub i)

De IGC-Raad van 17-18 mei 2004 schrapte (in document 76/04) "energie" als gedeelde bevoegdheidgebied. In de aanloop van de IGC-Raad van 14 juni 2004 (document CIG 79/04) is energie weer 'terug'. De afsluitende Europese top van 17-18 juni 2004 (document CIG 85/04) bekrachtigde deze terugkeer.

2004
  • 3. 
    Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is de Unie bevoegd op te treden, en met name programma's vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
  • 4. 
    Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lid staten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.