Motie-overvloed

31 januari 2025, column Bert van den Braak

Er is best sympathie op te brengen voor het voorstel van Henri Bontenbal i (CDA) om iets te doen aan de motie-overvloed. Niet zo zeer vanwege het tijdsbeslag dat met moties gemoeid is, maar wel omdat een zo groot aantal afbreuk doet aan de effectiviteit van het wapen. Over de voorgestelde oplossing (een quotum) valt te twisten en misschien moet meer naar de diepere oorzaak worden gekeken.

Allereerst dit: dat het instellen van een quotum ongrondwettelijk zou zijn, kan moeilijk worden volgehouden. Tot 2021 bepaalde het reglement van orde van de Tweede Kamer dat voor indiening van een motie ondersteuning van vier in de zaal aanwezige leden nodig was.1) Niemand vond dat een grondwettige inperking van de rechten van Kamerleden. Artikel 72 van de Grondwet geeft de Kamers het recht een reglement van orde in te stellen en biedt ruimte voor een dergelijke beperking. Ook het aanvragen van debatten is aan regels (steun van minimaal 30 leden) gebonden en niemand vindt dat ongrondwettig.

De toename van het aantal moties is een jarenlang proces geweest. Het is een illustratie van een Kamer die steeds meer op de stoel van het kabinet wil gaan zitten of, om het positiever te stellen: een mondige Kamer, die serieus wil worden genomen. Ook in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw mondden debatten soms al uit in een reeks moties. Dat was met name het geval bij debatten over beleidsnota's; een toen veel voorkomend verschijnsel.

Tegenwoordig zijn vooral de commissiedebatten (voorheen algemeen overleg) oorzaak van de vele moties. Wie de plenaire agenda's van de Tweede Kamer van nu en circa veertig-vijftig jaar geleden vergelijkt, zal zien dat er toen nauwelijks verslagen van commissieoverleggen werden geagendeerd. Wel waren er vaker interpellaties (wat nu feitelijk meerderheidsdebatten zijn), waren er langere begrotingsbehandelingen (vaak ook van onderdelen daarvan) en een uitgebreidere vorm van wetsbehandelingen.

Op de huidige Kameragenda staan per dag soms vijftien zogenoemde tweeminutendebatten, die uitsluitend zijn bedoeld om moties naar aanleiding van een commissiedebat in te dienen. Dat levert geregeld vele moties op en bij de veelheid van tweeminutendebatten is het niet vreemd dat het aantal moties snel oploopt. De vraag is gerechtvaardigd of al die commissiedebatten tot plenair in te dienen moties moeten leiden. Kan er niet gewoon in commissieverband tot besluitvorming worden gekomen?

De betekenis van de motie wordt - ook publicitair - nogal overschat. Anderzijds is het begrijpelijk dat Kamerleden (zeker van de oppositie) iets meer zekerheid willen als er voldoende steun is voor een ingebrachte wens. Bij wijze van zelfbeperking zou het al helpen als de toezeggingregistratie serieus wordt genomen, eventueel met een periodiek debat over moties waarvan uitvoering is uitgebleven. Dan mag zo nodig het gehele kabinet opdraven.

Onlangs schreef NRC over bevindingen van de Leidse politicoloog Tom Louwerse over stemgedrag in de Tweede Kamer.2) VVD en NSC bleken vaker eenzelfde stemgedrag te vertonen dan gedacht. Niet vermeld, maar wel zichtbaar in de tabel, was dat ook het stemgedrag van D66 en SGP bij 64 procent van de stemmingen overeen kwam en dat dit bij DENK en JA21 49 procent was. Blijkbaar zijn er vaak moties waar politiek uiteenlopende fracties het mee eens zijn. Dan kan de vraag worden gesteld: wat is nu precies de politieke betekenis daarvan?

Zoals in het Kamerdebat over het voorstel-Bontenbal terecht werd opgemerkt: bij moties moet het gaan om het binnenhalen van echt succes. Bijvoorbeeld met een meerderheid of steun van een regeringsfractie voor een motie van de oppositie. Moties moeten als politiek 'wapen' worden gebruikt, niet voor 'administratieve' redenen. Dat kan tot lagere aantallen leiden.


  • 1) 
    Onvoldoende ondersteunde moties kwamen in het verleden geregeld voor, bijvoorbeeld in 1965 (motie-Slotemaker de Bruïne over Vietnam, in 1975 motie-De Boois over m.e.r. bij locatiekeuze kerncentrales en in 1987 motie-Herfkens over investeringen in Chili.
  • 2) 
    Wouter van Loon en Liam van de Ven, Het is niet NSC maar PVV die afwijkend blijkt te stemmen binnen deze coalitie, NRC, 16 januari 2025


Andere recente columns