Ontbrekend leiderschap
Dit zijn tijden waarin de kracht van de democratie wordt getest. Na jaren van verwaarlozing moet in heel Europa de defensie weer op krachten worden gebracht. Oorlog is niet langer meer een verschijnsel van ver weg of van voorbije tijd. De aanval van Rusland op de Oekraïne heeft laten zien dat oorlog ook in ons deel van de wereld weer een reële dreiging vormt. Die dreiging neemt diverse vormen aan, waaronder de traditionele militaire er maar één is uit meerdere soorten. De alertheid op georganiseerde desinformatie en op sabotage van vitale verbindingen is een ander genre. Onze maatschappij is in veel meer opzichten heel kwetsbaar geworden.
Het vergt allemaal inspanningen die niemand prettig vindt. Kennis en kunde worden voorts gevraagd om, naast vergroting van onze collectieve veiligheid een aantal grote vraagstukken aan te pakken, die onze sociale en economische activiteit moeten transformeren. Wij moeten toe naar vormen van energieopwekking die fossiele brandstoffen overbodig maken. Ter wille van een houdbaar klimaat is grondige hervorming nodig van de agrarische activiteit en van vervuilende industrie en vervoer.
Zeker in een klein land als het onze moeten wij uiterst zuinig worden op het gebruik van de ruimte. De ruimtelijke ordening hadden wij afgeschaft, maar net als bij de verwaarloosde defensie blijkt het te gaan om een essentieel vraagstuk, dat met de middelen van de markt alleen niet is op te lossen. De rol van de overheid moet onvermijdelijk aanzienlijk groter worden, evenals op het terrein van klimaat, energie, voeding en defensie. En, niet te vergeten bouw en onderhoud van woningen.
Pijnlijk is dat de overheid jaren lang sterk is verwaarloosd: ministeries hebben, zeggen ze, verstand van communicatie en van ‘het proces’. Wat veel belangrijker is, de inhoudelijke en praktische kennis is al te vaak ‘buiten de deur gezet’. Vorming van beleid en uitvoering ervan zijn bovendien ver uit elkaar gehaald, met veel onuitvoerbaar overheidsbeleid als uitkomst.
Dit is dus een tijd die vraagt om sterk, doordacht en ook moedig politiek leiderschap. Als wij dan om ons heen kijken, kan de moed gemakkelijk in de schoenen zakken. Juist deze week blijkt dat in Oostenrijk christendemocraten en sociaaldemocraten niet meer met elkaar willen samenwerken, zodat de ruimte wordt geopend voor radicaal-rechts om de macht te grijpen. Maar, kenmerkend voor radicaal-rechts is dat het geen toekomstvisie heeft en ook vaak bestuurlijke competentie mist.
Onze zuiderburen slagen er maar niet in een regering op federaal niveau te vormen; daar wint druktemakerij van kleine partijen het van constructieve arbeid. In Frankrijk lukt het de president niet een vergelijk tot stand te brengen tussen alle gematigde partijen om een enigszins krachtige regering van de grond te tillen. In Duitsland is de ‘verkeerslichtcoalitie’ aan interne onenigheid ten gronde gegaan. Of de aanstaande verkiezingen uitkomst bieden is zeer de vraag: versnippering dreigt, alsmede (opnieuw) een grote zege van radicaal-rechts. Het effect reikt verder dan deze beide staten. De motor van de Europese samenwerking en integratie is tot nu toe steeds gevormd door samenwerking van Fransen en Duitsers; die motor hapert en blijft dat waarschijnlijk doen.
In het Verenigd Koninkrijk is de Conservatieve Partij uit de regering verdreven, maar het alternatief, de sociaaldemocratische regering van Keir Starmer laat tot nu toe weinig zien dat op leiderschap duidt. En ten slotte kijken wij met angst en beven naar de terugkeer van de populist Donald Trump als president van de Verenigde Staten.
Over Nederland zullen wij het maar liever niet hebben. In de vorige column sprak ik over de bedreigingen van de democratie in Europa met inbegrip van Nederland, na zo’n tachtig jaar van bloei. Het treft niet, dat de democratie in al deze landen te kampen heeft met grote vraagstukken en tegelijk zwak leiderschap demonstreert. Het is bovendien geen Europees probleem, maar het speelt zich af in vrijwel de hele westerse wereld, in Noord- en Zuid-Amerika en in Azië, met overal één verschijnsel dat het noodzakelijk leiderschap in de weg staat: het populisme.
Dat moet ons beducht maken voor het idee dat met een paar staatkundige kunstgrepen de democratie haar gezag en effectiviteit terugwint. Met politieke ingenieursarbeid wordt het probleem van doelgericht leiderschap niet werkelijk opgelost. Dieper graven is nodig en dus zullen wij het daar in de komende tijd vaker over moeten hebben.