Vertekend beeld

13 september 2024, column Bert van den Braak

De aanstaande algemene beschouwingen over de Prinsjesdagplannen van het kabinet-Schoof zullen ongetwijfeld weer 'vuurwerk' opleveren. Dergelijke debatten kenmerken zich tegenwoordig door de veelvuldige interrupties. Deels komt dat door toename van het aantal fracties, maar 'in beeld komen' speelt ongetwijfeld rol. Of dit per definitie een goed debat oplevert, is de vraag. Het bepaalt wel in belangrijke mate het beeld van hoe de Tweede Kamer functioneert.

Tot het begin van deze eeuw was het niet ongewoon dat Kamerleden redelijk ononderbroken hun 'verhaal' konden afsteken, ook bij de algemene beschouwingen. Uiteraard kwamen interrupties altijd voor, zeker in de tweede termijn. En met korte vragen om nadere toelichting of verduidelijking is ook niks mis. Maar interrupties werden langer en ze komen frequenter voor en veel sneller in het debat dan in het verleden. Een betoog opbouwen wordt dan lastig.

Om het nog enigszins te kanaliseren worden er vooraf afspraken gemaakt over het aantal interrupties. Onderlinge debatten tussen Kamerleden zijn al geheel uit den boze. En dat was niet altijd zo. Aan de Kamervoorzitter is het om het debat nog enigszins ordelijk te laten verlopen. De opgegeven spreektijd is exclusief interrupties en tegenwoordig komt overschrijding van de tijd geregeld voor. In de sprekerslijst aangegeven spreektijden bieden wat dat betreft nauwelijks houvast.

Nu is een debat een vorm van theater en met levendigheid is op zichzelf niks mis. Scherpe 'ondervraging' over vermeende inconsistentie of om het verlaten van eerdere standpunten aan de kaak te stellen, is geoorloofd en zelfs nuttig. Het kan echter ook tot een zekere irritatie leiden: laat die spreker nu eens eerst zijn of haar verhaal afmaken, denk je dan.

Bij dit alles moet worden bedacht dat een sterk in de schijnwerpers staand debat als de algemene beschouwingen geen regulier debat is. Er vinden vele aanzienlijk 'saaiere' debatten plaats, waarbij sprekers wel hun verhaal kunnen houden. Dat komt bij behandeling van wetgeving veelvuldig voor. Dat geeft tegelijkertijd het vertekende beeld aan dat het debat na Prinsjesdag oplevert. Het is niet maatgevend voor hoe debatten verlopen. Dat geldt overigens ook voor het wekelijkse vragenuurtje. Ook dat laat maar heel beperkt iets zien van de parlementaire controle en is erg op 'in beeld komen' gericht.

Je kunt gerust stellen dat zeker negentig procent van het 'echte' Kamerwerk buiten beeld blijft. De vele commissieoverleggen, hoorzittingen en briefings, ontvangsten van groepen en delegaties, 'reguliere' wetgevingsarbeid met (schriftelijke) inbreng en het formuleren van amendementen en werkbezoeken: veel kiezers zullen zich nauwelijks realiseren dat dat ook allemaal plaatsvindt. Net zomin als de toewijding en inzet van (veel) Kamerleden op waarde wordt geschat. Het Kamerlidmaatschap is een veeleisende functie.

Er was een tijd dat kranten wekelijks de parlementaire agenda's voor de komende week brachten. Dat gaf een zeker beeld. Tegenwoordig is al die informatie online beschikbaar; zelfs beter dan ooit tevoren. Toch vraag ik mij vaak af: hoe goed is de gemiddelde kiezer op de hoogte van het parlementaire werk? Dat is nauwelijks zo. Of dat is te veranderen, is de vraag, maar verkeerde beeldvorming helpt zeker niet.

Hopelijk weten alle Kamerleden en de minister-president er daarom tenminste een waardig debat van te maken. Ik zou zeggen: Liever iets saaier dan een aaneenschakeling van interrupties en veel gehakketak.



Andere recente columns