Is er toch een alternatief?

5 juli 2024, column Bert van den Braak

Het nieuwe kabinet kán de energietransitie deels terugdraaien, kán het vluchtelingenverdrag opzeggen, kán de ruimte voor de intensieve veehouderij in stand houden, kán reorganisaties en afslankingen bij de overheid doorvoeren, kán het eigen risico flink verlagen, kán bezwaar maken tegen nieuwe EU-wetgeving, kán de maximumsnelheid op snelwegen verhogen naar 130 km. Dat kan. Of toch niet?

Er was altijd een soort wetmatigheid bij belangrijke besluiten: TINA (there is no alternative): het kan nu eenmaal niet anders. We kunnen de opwarming van de aarde en afhankelijkheid van fossiele brandstoffen niet negeren, we kunnen ons niet onttrekken aan internationale verplichtingen, er zijn migranten nodig om krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan, we kunnen niet zonder ambtenaren als er nieuw beleid moet worden ontwikkeld, we moeten het stikstofprobleem oplossen om ruimtelijke plannen te kunnen realiseren en de verslechterde natuur kans te geven te herstellen, we hebben te maken met eerder genomen besluiten (waar we ons ook aan hebben gecommitteerd).

Vraag is op veel beleidsterreinen dus: is er wel een echt alternatief? Dat is misschien ook wel een wezensprobleem van het politieke bestel in alle democratieën en een verklaring voor een deel van de 'onvrede'. De marges van de politiek zijn altijd klein, maar zijn de afgelopen vijftig jaar zo mogelijk nog kleiner geworden. Wie veel belooft, doet al snel aan illusiepolitiek en bakt teleurstelling in. Het aantal partijen is toegenomen en daarmee de concurrentie, maar de ruimte om zich te onderscheiden - zonder illusies te wekken - is afgenomen. Je kunt als partij wel veel beloven, maar waarmaken is iets anders.

Voor ieder kabinet geldt dus dat het bij beleidswijzigingen vooral om accentverschuivingen gaat, die echter wel vaak tijd kosten om zichtbaar te worden. De begrotingen bevatten veel posten met meerjarige verplichtingen. Bij reorganisatie en afslankingen (en ingeboekte 'opbrengst') zijn afvloeiingsregelingen, contracten, georganiseerd overleg en het belang van de organisatie niet te negeren factoren. Reorganisaties kosten tijd en leveren spanningen op, die de arbeidsproductiviteit niet ten goede komen. En dan gaat het daarbij nog 'alleen' om uitvoeringsproblemen.

Nog lastiger is het als er nationale en internationale verplichtingen zijn. We kennen (mede op initiatief van de VVD) een wet houdbare overheidsfinanciën en er zijn EU-begrotingsregels. VVD-fractievoorzitter Dilan Yesilgöz was medeverdediger van de Klimaatwet en dat klimaatbeleid (inclusief doelen) is tevens vastgelegd in Europese en internationale verdragen. Dat geldt evenzeer voor het natuur- en waterbeleid. De afgelopen jaren bleek al dat er op dat terrein juridische verplichtingen bestaan, die via de rechter afdwingbaar zijn. Als stikstofdoelen niet door vermindering van de veestapel kunnen worden behaald, zullen andere sectoren meer moeten bijdragen. Aan wat een kabinet kan, zijn grenzen.

Dat betekent niet dat het aantreden van een anders samengesteld kabinet zonder betekenis is. Op sommige terreinen kan die betekenis zelfs groot zijn. In de Tweede Kamer beschikt het kabinet over een ruime meerderheid en met enige moeite is die ook in de Eerste Kamer te vinden. Bovendien hoeft niet al het beleid in wetgeving te worden vastgelegd, waardoor de Senaat niet altijd een rol speelt. Drastische bezuinigingen op bijvoorbeeld gebied van ontwikkelingssamenwerking, wetenschap, cultuur en media zijn vast te realiseren, evenals btw-verhogingen. De korte periode van het eerste kabinet-Rutte liet zien dat dit soort maatregelen ingrijpend en (deels) blijvend kunnen zijn.

Het is waar dat er voor veel beleid geen alternatief is, maar binnen marges zijn er wel andere accenten te leggen. Het nieuwe kabinet zal in de praktijk minder radicale stappen kunnen zetten dan sommige partijen bij de verkiezingen suggereerden. Dat zal bij een deel van de kiezers vast tot teleurstelling leiden. Het laat echter juist zien dat politiek gaat om keuzes binnen bepaalde bandbreedtes en dat een keuze voor 'radicaal anders' gestoeld is op valse verwachtingen.

Het nieuwe kabinet zal, ondanks de 'natuurlijke grenzen' die grote beleidswijzigingen beperken, ongetwijfeld laten zien dat de stem van de kiezer er wel degelijk toe doet. Enerzijds omdat ook accentverschuivingen zeker impact en betekenis hebben en anderzijds omdat zal blijken dat veel beloftes onrealistisch waren. Of dat tot vreugde gaat leiden, moet worden bezien.



Andere recente columns