Op de grens van het land of van de wereld?

5 mei 2023, column J.Th.J. van den Berg

Als het gaat om publieke voorzieningen en infrastructuur lijken landsgrenzen zo ongeveer de grenzen van de wereld. Dit is weliswaar geen typisch Nederlands fenomeen, maar het is in elk geval óók een Nederlands verschijnsel. Jaren geleden vertelden burgemeesters van (grote) grenssteden mij dat zij aan hun wethouders vroegen hoeveel contacten die eigenlijk hadden aan de overzijde van de grens. Spraken Bredanaars geregeld met bestuurders van Antwerpen? Spraken Maastrichtenaren geregeld met bestuurders van Luik en Hasselt? Hoeveel overleg was er eigenlijk tussen Enschede en Gronau? Behalve soms vriendschapsbetuigingen was het antwoord: niets van dat alles.

Trouwens, waarom gingen (en gaan!) goed onderhouden wegen bij veel grenzen over op veredelde zandpaden? Waarom is er geen behoorlijke treinverbinding tussen Enschede en Münster, tussen Groningen en Oldenburg (en door naar Bremen), tussen Terneuzen en Gent, tussen Eindhoven, Heerlen en Aken? Als er al spoorverbindingen zijn, worden die nog steeds onderhouden door (oude) rijtuigen van buitenlandse maatschappijen zoals tussen Maastricht en Luik.

Er is nog iets vreemds: in een straal van dertig kilometer rond Maastricht bevinden zich vijf academische instellingen (Maastricht, Hasselt, Heerlen, Luik en Aken) met drie naar hun aard zeer kostbare academische ziekenhuizen. Op eerste oog leidt dat tot de vraag: zou dat niet met minder kunnen? Het antwoord luidt: ja en nee. Als het gaat om medisch-wetenschappelijke expertise zou het zeker kunnen. Voor de wetenschap zou het voldoende zijn overeen te komen dat Engels de gemeenschappelijke taal is van de medische wetenschapsbeoefening.

Voor de patiëntenzorg ligt dat anders. Die is sterk cultureel bepaald. Je mag van verreweg de meeste patiënten niet verlangen dat zij hun klachten met de dokter en verpleegkundige bespreken in een vreemde taal. Klein detail: dit is wel een gevolg van ons onderwijs, dat vroeger ook arbeiderskinderen in Maastricht vloeiend Frans deed spreken en Heerlense kinderen vloeiend Duits. Kom daar nu nog eens om: ook academici in Zuid-Limburg hebben hooguit behoorlijk Engels geleerd. Landsgrenzen zijn ook hier grenzen ‘waar de wereld ophoudt’.

Zuid-Limburg noemde zichzelf in vroeger jaren graag ‘Land zonder grenzen’ en het had veel verwachtingen van Europese integratie, maar juist op het niveau van dagelijkse nabijheid is een aantal grenzen harder dan ooit. Hooguit zie je de bewoners zelf wegen vinden om van die grenzen gebruik te maken, als die een enkele keer in hun voordeel werken. Zo sturen Zeeuws Vlamingen hun kleine kinderen ‘s ochtends over de landsgrens, want daar is de kinderopvang gratis. Van lieverlede blijven die kinderen later ook het primaire onderwijs maar ‘over de grens’ volgen. Met alle gevolgen van dien voor de scholen in Zeeuws-Vlaanderen.

Voor het overige is wonen aan de grens in allerlei opzichten onvoordelig en is de Europese integratie meestal ver weg. Het is dan ook geen wonder dat het rapport van drie adviesraden van de regering, ‘Elke regio telt’1) moet vaststellen dat juist de notoire grensregio’s de grootste achterstand hebben als het gaat om brede welvaart. Van de vijf regio’s die het rapport meer gedetailleerd beschouwt liggen er drie aan de Belgische, respectievelijk Duitse grens. Dit, hoewel er allerlei mogelijkheden zijn die gebieden tot grote bloei te brengen mits er consequent internationaal (eigenlijk interlokaal) wordt samengewerkt.

Daarvoor bestaan twee barrières: de nationale overheden die zouden moeten faciliteren zijn niet geïnteresseerd: de grensregio’s zijn letterlijk te ver weg. De tweede barrière wordt gevormd door de vraag: met wie moet ik bellen als er een probleem is? Wij kennen in Nederland de al niet eenvoudige taakverdeling in het binnenlands bestuur; die correspondeert in geen enkel opzicht met de taaktoedeling in het binnenlands bestuur van België of Duitsland.

En soms kan geen enkele overheid iets doen. Een Duits verkeersbord heeft op Nederlands grondgebied geen geldigheid, ook al ziet het er vrijwel precies zo uit als het Nederlandse. De gemenigheid zit in dat ‘vrijwel’. Verzekeringsmaatschappijen weigeren namelijk betaling van schade als het gaat om het ‘verkeerde’ bord.

Het zal dus nog wel veel getob vragen voordat de dagelijkse werkelijkheid in grensgebieden een Europese werkelijkheid zal zijn. In de tussentijd is het van groot belang dat grensgebieden in de nationale politiek de aandacht krijgen die zij verdienen. Dan maar liever drie academische ziekenhuizen op een kluitje dan helemaal geen adequate medische voorziening.

Dit is de tweede column in een serie van twee over regionale sociale ongelijkheid in Nederland.


  • 1) 
    Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s , Den Haag: Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, Raad voor het Openbaar Bestuur, Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, maart 2023. Lees ook: Floor Milikowski, Een klein land met verre uithoeken, Amsterdam: Atlascontact 2020. (Haar werk had ik bij de vorige column over regionale ongelijkheid ten onrechte nog niet genoemd.)

Vindt u ook dat parlement.com moet blijven bestaan? Teken dan nu een digitale steunbetuiging en laat daarin weten waarom u Parlement.com en/of het biografisch archief en/of Europa-Nu.nl van waarde vindt!



Andere recente columns