Misschien wel de grootste verandering: de media

19 augustus 2022, column Bert van den Braak

De komst van commerciële omroepen, waardoor het medialandschap veel diverser werd, en de komst van social media hadden grote impact op het politieke bedrijf. Dat gold zowel voor de verslaglegging van debatten als voor het gedrag dat politici (Kamerleden en ministers) zelf gingen vertonen. Het tegenstrijdige is, dat die veelheid aan informatie ertoe heeft bijgedragen dat we eerder slechter dan beter zijn geïnformeerd over de Haagse politiek.

Dat heeft overigens niet te maken met de inzet of kwaliteit van parlementaire redacties. Wat precies de oorzaken zijn, is iets lastiger te duiden. Duidelijk is wel dat de komst van commerciële omroepen zowel de concurrentie als de keuzemogelijkheid van kijkers en luisteraars deed toenemen. Internet en social media waren nieuwe kanalen, waardoor de papieren krant en de 'ouderwetse' omroep aan terrein verloren als belangrijkste nieuwsbronnen. Bovendien kregen politici met Twitter, Facebook, blogs op websites etc. de mogelijkheid zelf nieuws te brengen. Die veelheid deed afbreuk aan een vanzelfsprekende betrouwbaarheid.

De toegenomen concurrentie zorgde voor een breder aanbod, maar tegelijkertijd voor verschraling. 'Snel' en 'leuk' werden bepalender. Een rubriek in de krant, waarin in het kort wordt gemeld wat er de komende week op de agenda van de Tweede Kamer staat (en met een toelichting op de besproken onderwerpen): kom daar nog maar eens om. Begin jaren tachtig was dit nog heel gebruikelijk. Dagblad Trouw had de rubriek Uit het parlement en in de Volkskrant bestond een rubriek De Stemming, met daarin de Kameragenda.

Tegenwoordig halen slechts grote politieke onderwerpen de reguliere media. Denk aan vraagstukken als de stikstofproblematiek, het asielbeleid, de inkomensverdeling en de aardgas- en toeslagendrama's. Parlementaire verslaggeving richt zich vooral op spraakmakende debatten en incidenten. Wat er verder in het parlement gebeurt, blijft grotendeels onbesproken. Overigens is de klacht dat vooral 'verkeerde' zaken belangstelling trekken, al veel ouder. Oud-minister (en Kamerlid) De Beaufort schreef in zijn dagboek op 31 maart 1912: "Alleen wanneer er tooneelen in de Kamer voorvallen, persoonlijk gekijf en heftige ruzie zich opdoen, is het publiek tevreden."1)

Het is nagenoeg ondoenlijk om het 'gewone' parlementaire werk voor het voetlicht te brengen. Dagelijks zijn er vele overleggen over de meest uiteenlopende onderwerpen. Voor wetgeving geldt dat het lang niet altijd gaat om zaken die een breed publiek aangaan, denk aan regelingen voor specifieke beroepsgroepen, bestuurlijke kwesties of implementatie van Europese regels. Toch vormen overleggen en wetgeving de kernen van wat het parlement doet. Je leest er zelden over. Via social media brengen (sommige) Kamerleden ongefilterd 'nieuws' naar buiten, bijvoorbeeld over stemgedrag van zichzelf of van anderen. Dat doen ze niet om te informeren, maar om te 'scoren'.

In NRC Handelsblad gaf de parlementair redacteur veertig jaar geleden wekelijks een overzicht van de in de Tweede en Eerste Kamer besproken onderwerpen, met een beknopte opsomming van de belangrijkste resultaten. Op vergaderdagen besteedde de televisierubriek Den Haag Vandaag aandacht aan belangrijke in het parlement besproken onderwerpen en dat deden tevens actualiteitenrubrieken, zowel op radio als televisie. Dat vergaderingen tegenwoordig rechtstreeks zijn te volgen, is in zekere opzichten winst. Maar zonder context en uitleg is de betekenis feitelijk beperkt en slechts voor een kleine doelgroep zinvol.

Het goed, objectief in beeld brengen van het parlementaire werk was veertig jaar geleden al een grote uitdaging. Dat is inmiddels bijna onbegonnen werk. Een beknopt, wekelijks door onafhankelijke journalisten te schrijven overzicht van wat er in de Tweede Kamer is gebeurd, zou wellicht helpen.

Dit is de derde in een reeks zomercolumns over politieke veranderingen in de afgelopen veertig jaar.


  • 1) 
    Dagboeken en aantekeningen van Willem Hendrik de Beaufort 1874-1918, uitgegeven en bewerkt door J.P. de Valk en M. van Faassen, Rijks Geschiedkundige Publicatiën kleine serie 74 (Den Haag 1993), 557


Andere recente columns