Gespannen relaties

25 februari 2022, column J.Th.J. van den Berg

In de ‘gedecentraliseerde eenheidsstaat’, zoals het Nederlandse staatsbestel wordt genoemd, zijn de verhoudingen tussen staat en gemeente naar hun aard altijd nogal gespannen. De staat let vooral – niet ten onrechte – op het zelfstandig naamwoord ‘eenheidsstaat’; het lokale bestuur wijst met graagte op het bijvoeglijk naamwoord ‘gedecentraliseerd’. De bijbehorende wrijving leidt tot golfbewegingen in de relaties: nu eens de kant uit van centralisatie dan weer van decentralisatie.

Het is bovendien wijs om wanneer iemand een van deze termen gebruikt goed op te letten: gaat het echt ergens over of hebben wij te maken met voornamelijk retorica? Ooit maakte Ed Berg, Tweede Kamerlid en daarna hoofddirecteur van de VNG het droeve grapje: ‘Decentralisatie is het enige woord in het Nederlands waarbij het lidwoord aan het zelfstandig naamwoord is vast geschreven.’

Die grap gaat zeker op als het gaat om de decentralisatie van het sociale domein die vanaf 2015 is doorgevoerd. Veel van wat werd overgeheveld naar de gemeente werd vervolgens verplicht weer ondergebracht in regionale organisaties, al dan niet in gemeenschappelijke regelingen, waar gemeenteraden praktisch het nakijken hadden. Dat kan je natuurlijk decentralisatie noemen, maar of het dat ook is? Het nieuwe regeerakkoord maakt daar geen einde aan, al ziet het er wel naar uit dat de Participatiewet, die onder meer de bijstand regelt, meer lokale vrijheid gaat bieden.

In de ruimtelijke sfeer had de gemeente altijd grote vrijheid van handelen, ook al waren er nogal wat milieuvoorschriften waarmee rekening moest worden gehouden. Het rijk had de ruimtelijke ordening zelfs afgeschaft. Maar, het ziet ernaar uit dat zij weer beslisruimte gaat terugnemen. Op zichzelf terecht, want daar is alle reden voor. Hoe zich dat allemaal verhoudt tot de nieuwe Omgevingswet, een tamelijk ondoordringbare kluwen regels over ruimte en milieu met ook nog voorgeschreven burgerparticipatie, moet worden afgewacht. Op zijn minst is er reden tot zorg, want de bijbehorende ICT-systemen functioneren nog helemaal niet. Niet ten onrechte heeft minister Hugo de Jonge, de ingangsdatum van de wet nog maar weer een eindje voor zich uitgeschoven. De ICT is overigens niet de enige reden voor twijfel.

Dit, terwijl er fors gewerkt zal moeten worden aan uitbreiding van woonruimte en infrastructuur en dat zal her en der ook ruimtelijke expansie vragen. Provincies zijn daar niet zo voor om begrijpelijke redenen, maar om even begrijpelijke redenen voelen gemeenten zich soms te ver ingesnoerd. Daar staat allerwegen sterke krimp tegenover van winkelcentra en winkelpanden. Het gevecht tegen leegstand maar ook de noodzaak van verandering van bestemming zal gemeentebesturen de komende jaren blijven bezighouden. Dat betekent ook ingrijpen in de vormgeving van stedelijke en dorpscentra, altijd een gevoelige kwestie als het gaat om (technocratische) vernieuwing en (conservatief) behoud van identiteit.

Decentralisatie heeft niet alleen maar voordelen, zo blijkt. Als het gaat om energietransitie wordt veel in de praktijk overgelaten aan gemeentebesturen. Al lag er wel de opdracht aan ten grondslag dat Nederland ‘van het gas af moest’. Daarvoor moest dan worden geïnvesteerd in zonneparken en windmolenparken, maar daar blijken inwoners niet zo maar van gediend. Vooral de windmolens zijn hun een doorn in het oog. Daar komen bovendien de ‘technocraten’ (Groen Links voorop) en de meer arcadische stromingen elkaar in toenemende mate in de gemeenteraad tegen. Het nieuwe regeerakkoord wil bij nader inzien minder haast maken met verwijdering van het aardgas als energiebron. Dat is mooi, maar het brengt een aantal wethouders in verlegenheid die hun ziel en zaligheid in de energietransitie hadden gestort.

Dan hebben wij het nog niet gehad over veiligheid: sociale veiligheid tegen criminaliteit en fysieke veiligheid tegen rampen. Ook een bron van spanningen tussen Rijk en gemeenten, maar waarin een gemeentebestuur niet mag falen op straffe van ernstig verlies aan vertrouwen van zijn burgers.

De mobiele burger van vandaag doet heel veel buiten de gemeente – dat gaat van ontspanning en onderwijs tot cultuur – maar dagelijks leven en zorg voor eerste levensbehoeften gebeurt in die ene gemeente die de eigen woonplaats is. Die wordt daarom dan ook beleefd, vaak onbewust, als verlengstuk van de eigen huiskamer. Als die niet veilig blijkt, zoals ooit het geval was in Enschede met de vuurwerkramp, Volendam met de nieuwjaarsbrand of Valkenburg door overstromingen, voelen inwoners zich rechtstreeks in hun bestaan bedreigd. Gemeentebesturen kunnen niet alles voorkomen, maar het maakt hun preventietaak, hoe saai ook, essentieel voor behoud van vertrouwen. Daarin zijn zij bovendien onvervangbaar.

Dit is de tweede column in een serie van drie over verschijnselen en problemen van de gemeentelijke democratie in de aanloop naar de raadsverkiezingen van 16 maart.



Andere recente columns