Gebrek aan visie?

6 maart 2020, column Bert van den Braak

In dagblad Trouw werd onlangs de stelling opgeworpen dat Tweede Kamerleden tegenwoordig te weinig oog hebben voor de lange termijn en zich, met andere woorden, alleen maar richten op de vierjarige regeerperiode. Breder kan de vraag worden gesteld of het sowieso niet ontbreekt aan 'visie' bij politici. Premier Rutte heeft, al weer enige jaren geleden, de stelling geponeerd dat hij zich als liberaal volledig zou verzetten tegen visie, als daarmee een blauwdruk voor de toekomst wordt bedoeld. Wie visie zoekt moet naar de oogarts, zei hij eens.

Nu is een visie niet hetzelfde als oog voor de toekomst, dus dat maakt de discussie misschien wat schimmig. Bij visie denk je inderdaad vooral aan een bepaald maatschappijbeeld: hoe wil je dat de samenleving er op termijn uitziet. Oog voor de toekomst is een ruimer begrip. Dat kan gaan over inspelen op te verwachten ontwikkelingen. Als politici nu besluiten alvast maatregelen te nemen vanwege dreigende zeespiegelstijging, dan hebben zij uiteraard bij uitstek oog voor de toekomst. Dat geldt evenzeer als ze bij nu te nemen besluiten rekening houden met ontwikkelingen als vergrijzing, oplopende zorgkosten, krapte op de arbeidsmarkt, de energievoorziening (en transitie) en de houdbaarheid van overheidsuitgaven. In die zin is de klacht dat Kamerleden zich te veel met de korte termijn bezighouden, onterecht. Er worden voortdurend maatregelen genomen die impact hebben op de langere termijn. In de Klimaatwet staan doelstellingen voor 2030 en 2050, waarbij tevens is vastgelegd dat voortgang daarbij door het parlement wordt gemonitord. Hetzelfde geldt voor het besluit om de gaswinning geleidelijk te stoppen en om te schakelen naar andere energiedragers. Ook dat getuigt van toekomstgericht beleid.

Talrijke instellingen helpen politici bovendien bij het ontwikkelen van nieuw (langetermijn)beleid. Te denken valt aan het Planbureau voor de Leefomgeving, het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Planbureau, en voorts aan de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Bij de begrotingsvoorbereiding is er - veel meer dan in het verleden - aandacht voor de middellange termijn. Ook de Sociaal-Economische Raad houdt zich in haar adviezen geregeld bezig met effecten op langere termijn. Daarnaast zijn er wetenschappelijke bureaus van politieke partijen, waarin wordt nagedacht over langetermijnbeleid.

Partijen werken als regel wel degelijk vanuit een bepaalde visie op de maatschappij. De meeste partijen hebben 'beginselen' die richtsnoer zijn voor hun handelen. Sommige partijen leggen vooral nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van burgers, andere zien een grotere rol weggelegd voor de overheid. En weer andere partijen laten zich door godsdienstige opvattingen inspireren. Hoe dat in de praktische politiek moet worden vertaald, kan altijd weer onderwerp van discussie zijn. Lang niet altijd is er sprake van een 'zwart-wit'-tegenstelling. Ook liberalen zien een rol weggelegd voor de overheid en ook sociaaldemocraten erkennen dat burgers een eigen verantwoordelijkheid hebben.

Pragmatisme, zoals bijvoorbeeld door D66 wordt beleden, lijkt wel een dominantere factor te zijn geworden. Dat pragmatisme kan overigens op zichzelf al als 'maatschappijvisie' worden beschouwd. Het is de vraag of er in het verleden - toen maatschappijvisies (ideologieën) centraler leken te staan - niet eveneens vaak sprake was van pragmatisme. Onze maatschappij wordt nu eenmaal al heel lang gekenmerkt door politieke minderheden die alleen iets kunnen bereiken door samen te werken. Vraag is verder of het in de tijd waarin 'visies' een prominentere rol leken te spelen, echt beter was met 'oog voor de toekomst'. Toen de WAO werd ingevoerd, werd niet voorzien dat die wet zo'n tien jaar later op grote schaal zou worden gebruikt als afvloeiingsregeling voor overtallige werknemers.

De stelling dat visie een olifant is die het uitzicht belemmert, onderschrijf ik niet. Maar utopische vergezichten zijn weinig bruikbaar. De samenleving bleek dertig, veertig jaar geleden al veel minder maakbaar dan lang was verwacht of gehoopt. Bij veel beleidsmaatregelen is verder kijken dan vier jaar sowieso hachelijk. Door globalisering zijn onverwachte en nauwelijks te beïnvloeden verstoringen een nog groter risico geworden. De complexiteit van de samenleving, internationale verwevenheid van economieën en het wegvallen van de oude Oost-West-tegenstelling hebben het belang van ideologie doen verminderen. Dat betekent echter niet dat zoiets als een maatschappijvisie geheel zonder betekenis is.

Politici moeten uiteraard rekening houden met effecten op langere termijn en dienen zich niet uitsluitend te richten op doelen tijdens de vierjarige regeerperiode. Gelukkig doen ze dat ook niet. Bij beleidsvorming spelen zowel de korte als de langere termijn een rol. Visie op de maatschappij speelt zeker een rol, maar vaak moet gewoon pragmatisch tot besluiten worden gekomen. En natuurlijk kunnen door externe bureaus opgestelde toekomstscenario's dan behulpzaam zijn. Niet meer en niet minder.



Andere recente columns