Het onveilige wethouderschap

17 januari 2020, column J.Th.J. van den Berg

Het weekblad Binnenlands Bestuur houdt al vele jaren het lot bij van wethouders in het land. Al voordat de zogenoemde dualisering van het gemeentebestuur werd ingevoerd (in 2002), leverde het blad regelmatig de cijfers van ontslag om politieke redenen. Die vertonen sinds de jaren negentig, dus al vóór de invoering van de dualisering, een duidelijke stijging. De dualisering bracht onder andere met zich mee dat wethouders niet langer tegelijk lid konden zijn van de raad. Vaak wordt dat gezien als een belangrijke reden voor de sterke stijging van het aantal ontslagen, omdat raadsfracties en wethouders losser van elkaar kwamen te staan. Maar, het is niet meer dan een reden a fortiori.

Cijfers over 2019 laten zien dat voor het eerst al in het eerste volle jaar van hun mandaatsperiode wethouders bij bosjes het pand hebben moeten verlaten. In dat jaar namen 126 wethouders ontslag, terwijl voordien het aantal vertrokken wethouders schommelde tussen 77 en 90. De eigenlijke dreun viel tot nu toe steeds in het tweede volle jaar en beëindigde van zo’n 150 wethouders het bestaan, waarna het aantal in het derde volle jaar weer daalde en in verkiezingsjaren tot een ‘minimum’ van ongeveer 50 ontslagen zakte.

Er lijkt dus iets bijzonders aan de hand, nu al in het eerste volle mandaatsjaar zo veel wethouders het veld hebben moeten ruimen. Je bent dus geneigd je hart vast te houden voor het doorgaans meest verwoestende tweede volle jaar: wordt het dan nog erger dan tot nu toe? Of zal blijken dat de ontslaggolf zich heeft verplaatst van het tweede naar het eerste jaar? Te voorspellen valt hier niets, maar wij zouden in elk geval kunnen nagaan wat deze vroege golf van vallende wethouders veroorzaakt en vervolgens nagaan of dat ook voor het volgende jaar zou kunnen doorwerken.

Drie mogelijke factoren lijken mij niet aan het eerste jaar gebonden. Een probleem is namelijk de verregaande fragmentatie van de gemeenteraden in Nederland. Zowel in grote stedelijke als kleinere landelijke gemeenten zijn de raadszetels versplinterd geraakt over een veelheid van nationale en lokale lijsten. Blijkens onderzoek naar de collegevorming in 20181) zijn er colleges ontstaan die zijn gebaseerd op een breed scala van partijen maar die desondanks op niet meer kunnen rekenen dan een minimale meerderheid in de raad. Een ongeluk is dan gauw gebeurd.

In de gemeenten is er bovendien sprake van een ‘new kid on the block’, GroenLinks. Dat heeft bij de raadsverkiezingen dik gewonnen en dus veel wethouderszetels bezet, onder andere omdat de landelijke partij dat graag wilde. Het heeft relatief veel onervaren politici in de colleges gebracht, met bovendien redelijk uitgesproken opvattingen. Onder de verdwenen wethouders zijn de GroenLinksers naar verhouding dan ook het talrijkst.

Derde factor is dat de decentralisatie van grote delen van de sociale politiek enerzijds en de monstrueuze bezuinigingen op de bekostiging daarvan door de rijksoverheid anderzijds veel gemeenten in grote financiële problemen hebben gebracht. Die eisen juist deze jaren hun tol en maken de discussie in de colleges van B&W en vervolgens in de gemeenteraad zowel ingewikkeld als pijnlijk. Dat kan niet anders dan leiden tot forse politieke spanningen. Er is weinig reden om aan te nemen dat die spanningen in het lopende jaar sterk zullen afnemen, al is wel te verwachten dat de gemeentefinanciën dit jaar een wat gezonder karakter zullen krijgen.

Het is wel van belang hier vast te stellen dat een ooit belangrijke factor van onzekerheid voor gemeentebesturen bezig is aan betekenis te verliezen. In het eerste decennium van deze eeuw groeide, met het aantal raadszetels, de groep van wethouders uit lokale partijen. Die moesten het vak nog meester worden en daarbij werden zij niet, zoals bestuurders van nationale partijen, door nationale organisaties of subsidies ondersteund. Dat laatste gebeurt nog steeds niet, maar inmiddels hebben lokale wethouders het vak aardig onder de knie gekregen. Dat is in de cijfers over 2019 ook te zien. Het aantal gevallen wethouders onder lokale partijen is kleiner dan onder de meeste nationale partijen. Dit bevestigt de veronderstelling uit het eerder genoemde onderzoek naar collegevorming dat lokale partijen niet alleen een omvangrijke maar ook stabiele kracht in de gemeentelijke politiek zijn geworden.


  • 1) 
    Joan Smithuis e.a., Van campagne tot compromis. Collegevorming in Nederland, 2010 – 2018, Amsterdam: Boom, 2019.


Andere recente columns