Liever geen politiek vuurwerk

10 januari 2020, column Bert van den Braak

Het zou goed zijn als de uiteindelijke beslissing over een (geheel of gedeeltelijk) vuurwerkverbod niet tot een coalitiekwestie wordt gemaakt, maar dat zowel fracties als individuele leden daarover in vrijheid kunnen stemmen. Bij deze kwestie is er geen enkele reden voor fractiedwang of coalitieafspraken. Uiteraard is het voor partijen prettig als tot een gezamenlijk standpunt kan worden gekomen, maar dwingende noodzaak daartoe is er niet. Er zijn in het verleden meer 'vrije kwesties' geweest en verdeeld stemmen in de coalitie kan best.

Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw gaat regeringsvorming gepaard met harde afspraken tussen de aanstaande coalitiegenoten. Daarmee worden niet alleen doelen voor het regeringsbeleid vastgelegd, maar wordt bovenal parlementaire steun daarvoor zekergesteld. Bij sommige maatregelen wordt naar een compromis gezocht en soms wordt 'uitgeruild': een partij steunt een door haar ongewenste maatregel in ruil voor een gelijke tegenprestatie. Het is echter een misverstand dat die afspraken het parlement (in het bijzonder de Tweede Kamer) alle speelruimte ontneemt. Hoewel van 'gedetailleerde' regeerakkoorden wordt gesproken, is het niet zo dat alles vastligt. Bovendien dienen zich altijd nieuwe problemen en kwesties aan, denk aan PFAS en stikstof. Om 'problemen' in de coalitie te voorkomen, vindt - op maandagochtend - overleg plaats tussen fracties en de top van het kabinet. Je zou kunnen zeggen dat er sprake is van 'crisisvoorkomingsmanagment'. Nu is dat voor zaken als de klimaataanpak, de pensioenen, asiel en migratie, inkomensbeleid, de begroting etc. ook wel begrijpelijk. Het gaat daarbij om de hoofdlijnen van het regeringsbeleid en een conflict zou tot een crisis kunnen leiden. Er zijn echter heel veel kwesties waar dat niet speelt.

In een verder verleden werd bij een formatie wel eens besloten iets tot een 'vrije kwestie' te maken en sporadisch leende een onderwerp zich gewoon niet voor binding van fracties of fractieleden. Dat laatste deed zich met name voor bij de kwestie van de Drie (later Twee) van Breda, eerst in 1973 en daarna in 1989. De vraag of er een einde moest komen aan de straf voor deze tot levenslang veroordeelde Duitse oorlogsmisdadigers leverde veel emoties in de samenleving op en was voor Kamerleden een gewetenszaak. Fractiedwang of coalitieafspraken pasten daar niet in. Vrijwel alle fracties stemden verdeeld. Ook bij medisch-ethische vraagstukken werd fractiedwang meestal onwenselijk gevonden. In 1976 weken bij de stemming over het initiatiefvoorstel over abortus van PvdA en VVD enkele leden van PvdA, D66, PPR en DS'70 af van de fractiemeerderheid. Vrijheid voor een persoonlijke afweging was er verder bij de stemming over het initiatiefvoorstel-Dijkstra over donorregistratie. Bij de PvdA week één lid af van de meerderheid, bij de VVD waren dat er zeven. Vrijheid in stemgedrag hoeft echter niet tot dergelijke onderwerpen beperkt te blijven.

Het beeld is misschien dat coalitiepartijen altijd alle regeringsvoorstellen steunen, maar dat is niet zo. Onder Rutte II stemde de VVD-fractie onder meer tegen wetsvoorstellen over grotere invloed van de ondernemingsraden op topsalarissen en over grotere betrokkenheid van werkgever en werknemers bij arbeidsomstandigheden in het bedrijf. Regeringsfractie PvdA stemde tijdens Balkenende IV tegen een wetsvoorstel over de bewaarplicht voor telecomgegevens en D66 kreeg in 2004 zelfs de ruimte om tegen het belangrijke wetsvoorstel over regeling van de kinderopvang te stemmen. Tijdens Paars II stemde de VVD tegen de Wet ammoniak en veehouderij. Dat regeringsfracties tegen 'eigen' wetsvoorstellen stemmen komt niet vaak voor, maar het gebeurt wel.

Bij initiatiefwetsvoorstellen wordt evenmin altijd volgens de lijnen van oppositie en regering gestemd. Soms komen oppositie- en regeringsfracties gezamenlijk met een initiatiefvoorstel. De door PvdA voorgestelde wet over een zorgplicht voor ondernemingen bij het tegengaan van kinderarbeid kwam er met steun van D66 en ChristenUnie en ondanks verzet van de VVD. De VVD-CDA-wet over bewapening van particuliere beveiligers op koopvaardijschepen kwam er tegen de zin van regeringsfractie PvdA. Het CDA moest zich neerleggen bij aanvaarding van een D66-initiatief om majesteitsschennis niet langer zonder meer strafbaar te stellen.

Als een kwestie niet de kern van het regeringsbeleid raakt en er in partijen bovendien verschillende opvattingen zijn, is er helemaal geen reden voor een krampachtig 'gezamenlijk' standpunt. Een vrije keuze in de vuurwerkdiscussie is beter voor het aanzien van de Tweede Kamer dan een afgedwongen oordeel. Er zijn bovendien genoeg onderwerpen die zich beter lenen voor 'politiek vuurwerk'.



Andere recente columns