Leve de backbencher
In het Britse Lagerhuis is het duidelijk: wie geen regeringspost vervult, dan wel deel uitmaakt van het oppositionele schaduwkabinet, is een 'backbencher'. Het zijn de parlementsleden die niet in beeld zijn. Tegenwoordig zitten fractievoorzitters ook in onze Tweede Kamer meestal vooraan in de Kamerbankjes, maar dat was lang niet altijd zo. KVP-leiders als Carl Romme en Norbert Schmelzer zaten, net als de VVD-voormannen Pieter Oud en Hans Wiegel, zelfs in de achterste groene bankjes. Maar waar zij ook zitten of zaten: door hun positie waren zij beeldbepalers van de Kamer. Vele andere leden (de meesten zelfs) waren onbekend.
Nu heeft ieder parlement minstens twee gezichten: dat van arena en 'marktplaats'. Het beeld van arena komt uiteraard sterk naar voren bij de algemene beschouwingen en bij grote politieke debatten, zeker als daarbij het lot van een bewindspersoon ter discussie staat. Het is logisch dat fractievoorzitters dan volop in de schijnwerpers staan. Andere leden kunnen door een langdurig lidmaatschap of door hun inbreng of optreden uiteraard ook bekend en gezagvol worden. Denk aan Pia Dijkstra, Pieter Omtzigt, Sharon Dijksma, Renske Leijten, Ronald van Raak en Bram van Ojik.
Je kunt je afvragen of het terecht is dat alleen deze beperkte groep Kamerleden het beeld bepaalt. Parlementaire werkzaamheden vinden veel meer elders, in commissies en werkkamers, plaats. De aanduiding marktplaats is misschien wat prozaïsch, maar bevat wel een kern van waarheid. In de fracties, in commissieoverleggen en in onderlinge afstemming met andere fracties worden compromissen gesmeed over bijvoorbeeld amendementen of moties. Aanpassing van een tekst van een amendement of motie kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat er voldoende steun komt. Uitwisseling van standpunten tussen Kamer en kabinet kan leiden tot aanpassing van wetsteksten of ervoor zorgen dat een bewindspersoon bereid is een bepaalde toezegging te doen.
En dat is dan nog maar een deel van het 'huis-tuin-en-keuken'-werk in het parlement. Kamerleden besteden als regel veel tijd aan het leggen van contacten met de samenleving. Dat doen ze door vertegenwoordigers van organisaties te ontvangen (soms gebeurt dat in een hoorzitting), door contacten met burgers zowel in levende lijve als via e-mails of brieven, en door het afleggen van werkbezoeken. Soms vervullen Kamerleden of hun medewerkers een rol als 'ombudsman of -vrouw' door burgers te helpen bij concrete problemen.
Tot het reguliere Kamerwerk behoort meer dan vroeger verder het zelf initiëren van nieuw beleid. Dat kan bijvoorbeeld door het schrijven van een actieplan. Zo kwam SP'er Michiel van Nispen onlangs met een plan om juridische bijstand laagdrempeliger te organiseren door inrichting van Huizen van Recht in woonwijken. CDA-Kamerlid Lenny Geluk lanceerde vorige maand een actieplan om eenzaamheid onder ouderen structureel aan te pakken. Daarnaast komen Kamerleden geregeld met initiatiefnota's, die soms de opmaat vormen tot nieuwe wetgeving. Drie oppositiefracties brachten bijvoorbeeld onlangs een dergelijke nota uit over betere aanpak van huiselijk geweld. Nog spectaculairder zijn uiteraard initiatiefwetsvoorstellen, al brengen die het lang niet allemaal tot de eindstreep of zelfs tot behandeling.
Tweede Kamerleden moeten zich met de meest uiteenlopende dossiers bezighouden: van het frequentiebeleid voor zenders tot aanpak van de georganiseerde misdaad, van nieuwe pensioenwetgeving tot burgerschapsonderwijs. De afgelopen weken werden debatten gehouden over de arbeidsmarktpositie van 55-plussers, over huisjesmelkers, over belastingontwijking en over de decentralisatie van de jeugdzorg. Er zijn vele algemene en nota-overleggen. Iemand die een serieuze inbreng wil leveren, ontkomt er niet aan zich in het betreffende dossier te verdiepen. Informatieovervloed is daarbij misschien nog wel het grootste probleem dat overwonnen moet worden.
Voor al dat Kamerwerk van 'backbenchers' is als regel betrekkelijk weinig aandacht. Je moet een wel erg geïnteresseerde burger zijn wil je dat een beetje kunnen volgen. Gelukkig komt slechts een minderheid tot het oordeel dat Kamerleden 'zakkenvullers' zijn, maar evenmin is er sprake van bovenmatig warme gevoelens voor het Kamerwerk.
En toch zou dat best mogen. Een serieus Kamerlid is voortdurend bezig om zowel het regeringsbeleid in de gaten te houden en zo nodig bij te sturen, maar zal zich tevens sterk maken voor betere regels of voor het oplossen van problemen. Dat dit vaak een kwestie van lange adem is en lang niet altijd vruchtbaar, doet aan de inzet niets af. Daarom wat mij betreft: 'Leve de backbencher' (mits die natuurlijk echt werk maakt van het Kamerlidmaatschap).