Ongewenst precedent
Deze column gaat over de Grondwet en dan nog wel de procedures tot wijziging daarvan, dus - ik geef het direct toe - echt interessant is het onderwerp niet. Als het nu over Polen of Hongarije zou gaan dan zouden 'we' ons er misschien nog druk over kunnen maken, maar voor het Nederlandse grondwettelijke bestel geldt dat natuurlijk niet... Hopelijk vergis ik me, maar bij het initiatief-Halsema/Sap/Van Tongeren lijken sommige partijen te menen dat je met procedures best mag marchanderen.
Tijdens de behandeling van het voorstel in eerste lezing over het opnemen in de Grondwet van een inleidende bepaling kaartten recentelijk Ronald van Raak en Kees van der Staaij de gang van zaken aan rond het initiatiefvoorstel van GroenLinks over de constitutionele toetsing. Zij betoogden dat er reden is om uit te spreken dat niet langer wordt voldaan aan de grondwettelijke vereisten voor de procedure tot grondwetsherziening en dat die procedure nu moet worden gestopt. Hun constatering leidde tot (enkele) verontwaardigde reacties van andere fracties.
Ik vat de gang van zaken nog even samen. In 2002 diende Femke Halsema een initiatiefvoorstel in om rechters de mogelijkheid te geven wetten aan de Grondwet te toetsen. De daarmee door haar ingezette eerste lezing van de Grondwetswijziging werd op 2 december 2008 afgerond met de aanvaarding (37 tegen 36 stemmen) door de Eerste Kamer. De overwegingswet kwam op 25 februari 2009 in het Staatsblad. Op 8 maart 2010, kort na ontbinding van de Tweede Kamer, diende Halsema een initiatiefvoorstel voor de tweede lezing in. De voorgestelde grondwetswijziging lag zodoende bij de verkiezingen van 9 juni 2010 voor aan de kiezers.
In oktober 2010 bracht de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken verslag uit over het tweedelezingvoorstel. Halsema verliet op 12 januari 2011 de Tweede Kamer. Kort na de ontbinding van de Tweede Kamer (22 juni 2012) meldde GroenLinks dat Jolande Sap de verdediging van het voorstel had overgenomen. Ook zij vertrok en in december 2013 nam Liesbeth van Tongeren als derde de verdediging op zich. Zij kwam op 20 augustus 2014 met de reactie op het commissieverslag uit 2010. Op 5 maart 2015 werd eindelijk begonnen met de plenaire behandeling. Zonder te zeer op de inhoud in te gaan: duidelijk was dat een tweederdemeerderheid onzeker was/is. Na de eerste termijn van de Kamer werd besloten het vervolg van de behandeling in overleg met Van Tongeren later in te plannen. Het kwam er niet meer van en de behandeling werd niet meer vóór de verkiezingen van maart 2017 afgerond. De vertraging zat steeds bij GroenLinks zelf.
In het debat waarin Van der Staaij en Van Raak het voorstel deden tot beëindiging van de procedure, onderschreef minister Plasterk hun argumenten. Hij liet zich kritisch uit over de lange duur en over het steeds maar weer uitstellen van afhandeling van het voorstel. Inmiddels hebben de kiezers bij drie verkiezingen mogen oordelen over het voorliggende voorstel om constitutionele toetsing in te voeren. Al in 2006 vond een Eerste Kamerdebat plaats over de vraag of een tweede lezing over verkiezingen mocht worden getild. De alom gedeelde conclusie was dat het mocht, maar eigenlijk onwenselijk was. In 2009 scherpte minister Ter Horst dat nog wat verder aan. Vanwege het belang dat de afhandeling van de tweede lezing spoedig mogelijk is, moet het tweede lezingvoorstel zo snel mogelijk aanhangig worden gemaakt. Maar niet alleen onverwijlde indiening, maar ook onverwijlde behandeling werd relevant genoemd voor tijdige afronding. Dat volgt ten eerste uit de Grondwet (art. 137) en moet bovendien voorkomen dat met afhandeling wordt gewacht tot zich een gunstig moment voordoet.
Van Tongeren en GroenLinks lieten weten ontstemd te zijn over de poging om afhandeling van het toetsingsvoorstel stop te zetten. Nevin Özütok vond dat het wetsvoorstel van haar fractie op deze manier 'onderuit' werd gehaald. Ze noemde dat 'stijlloos'. Van Tongeren wil - dat liet zij desgevraagd weten - onverdroten verdergaan. De indruk dat zij vooral het voor de haalbaarheid geschikte moment wil afwachten, dringt zich sterk op.
Het is onbegrijpelijk dat de Tweede Kamer in meerderheid vond dat eerst nog advies aan de Raad van State moet worden gevraagd over wat er verder met het initiatiefvoorstel moet gebeuren. Wie de Grondwet serieus neemt, kan alleen tot de conclusie komen dat verdere behandeling inconstitutioneel is. Ook eerdere parlementaire debatten en brieven en nota's van het kabinet maken deel uit van 'de constitutie'.
Het kan toch niet zo zijn dat 'wij' landen als Polen en Hongarije menen de maat te mogen nemen en dan zelf lichtzinnig omgaan met de eigen grondwettelijke procedures. Het alsnog afhandelen en in stemming laten brengen van het initiatiefvoorstel zou tot een ongewenst precedent leiden, namelijk dat de procedure mag worden opgerekt tot een 'beter' moment. Het beste is als GroenLinks zelf de Grondwet nu eens serieus neemt en de conclusie trekt dat de in 2002 gestarte poging is gestrand.