Uitsluiten of elimineren?

27 januari 2017, column Bert van den Braak

Bij vrijwel alle formaties in de afgelopen vijftig jaar kwam de eerste (in)formateur uit de grootste partij. Dat was ook in september 1982 het geval, nadat de PvdA die positie had heroverd. Zicht op een kabinet met de PvdA was er echter niet. Na het mislukte kabinet-Van Agt II, met Den Uyl als vicepremier, was hernieuwde samenwerking tussen PvdA en CDA uitgesloten. Niettemin werd oud-PvdA-minister Jos van Kemenade gevraagd die mogelijkheid te onderzoeken. Tot onderhandelingen kwam het niet. Van Kemenade wilde toen bezien of vorming van een kabinet van PvdA en VVD mogelijk was, maar VVD-fractievoorzitter Ed Nijpels weigerde domweg om het gesprek daarover aan te gaan. Hij vond de werkzaamheden van Van Kemenade sowieso verloren tijd en een rituele dans. In belangrijke mate was dat zo, maar niet helemaal.

Bij een formatie gaat het uiteindelijk om de vraag welke combinatie de beste kansen biedt op een vruchtbare samenwerking met het parlement. Daarbij kan echter helpen als is aangetoond dat bepaalde combinaties juist niet mogelijk zijn. Gesteld kan zelfs worden dat de snelle formatie in 2012 als nadeel had, dat 'eliminatie' van alternatieven achterwege bleef. Als combinaties met SP, GroenLinks of D66 duidelijker onmogelijk waren gebleken, had dat de positie van met name de PvdA kunnen versterken. Overigens wezen alle adviezen in 2012 naar VVD en PvdA en was er gezien de grote begrotingsproblemen urgentie. Verklaarbaar was de snelheid dus wel, maar psychologisch was het minder gelukkig.

De afgelopen vijftig jaar heeft slechts twee keer niet de partij die bij de verkiezingen de grootste werd het voortouw gekregen in de formatie. In 1967 adviseerden vrijwel alle fracties om ARP-minister-president Jelle Zijlstra te vragen als informateur op te treden. Alleen de PvdA (die Biesheuvel wilde) en nieuwkomer D'66 (die de hoogleraar jhr. F. Alting von Geusau voorstelde) hadden een andere voorkeur. In 1973 was er een zodanig verdeeld advies, dat de koningin ARP'er W.F. de Gaay Fortman, en na diens weigering staatsraad M. Ruppert als informateur (feitelijk 'verkenner') aanwees. Uitzonderingen die de regel bevestigen, zou je kunnen stellen.

Het is verder drie keer voorgekomen dat de grootste fractie niet aan het kabinet deelnam. In 1971, 1977 en 1982. In alle drie gevallen bleef de PvdA buiten het kabinet. In 1971 wilde die partij (net als D'66 en PPR) niet onderhandelen met KVP of ARP, waarna KVP'er Steenkamp kon aansturen op een centrumrechts kabinet. Hij maakte de weg vrij voor de komst van het kabinet-Biesheuvel. In 1977 werd langdurig gepoogd een kabinet van PvdA, CDA en D'66 te vormen (het tweede kabinet-Den Uyl). Er kwam een regeerakkoord, maar de poging strandde op de bezetting van de posten. Het verloop in 1982 werd al gememoreerd.

Formatie van een kabinet is gericht op het vinden van een werkbare meerderheid, liefst in beide Kamers. Dat is uiteraard iets heel anders dan het samenstellen van een kabinet op basis van afspiegeling van de zeteltallen in de Tweede Kamer. Er moet een programma komen, een verdeling van posten en er moeten personen worden gevonden om die te bezetten. In iedere fase wegen fracties af of zij de basis voor kabinetsvorming voldoende vinden en in iedere fase kan het dus ook misgaan. Dat is meer dan eens gebeurd. In 1959 waren bij een (eerste) poging van De Quay de kandidaat-ministers al bijeen toen één partij (de ARP) alsnog afhaakte. Dat het in 2012 in alle fases heel vlot ging, is bepaald geen garantie dat het dit jaar weer gebeurt.

De inschatting van premier Rutte dat onderhandelingen met de PVV 0,0 procent kans maken op resultaat, is verklaarbaar en verdedigbaar. Zoals het CDA in 1982 op basis van slechte ervaringen in een voorgaand kabinet direct mocht concluderen dat nieuwe samenwerking met de PvdA er niet in zat, en zoals de PvdA in 1971 mocht weigeren te onderhandelen. Wie geen vertrouwen heeft in een goed eindresultaat mag dat best direct zeggen. Voor de PVV geldt bovendien niet alleen dat standpunten en opvattingen ver verwijderd zijn van die van andere partijen. Vraag is hoe serieus die 'partij' moet worden genomen, gelet op het elf punten tellende programma met een niet onderbouwde financiële 'paragraaf' (bijvoorbeeld: Nederland uit de EU, financiële consequentie: een PM-post). Het gaat wel nog om een conceptprogramma (op mijn vraag aan de PVV wanneer het definitieve programma verschijnt, kreeg ik helaas (nog) geen antwoord).

Per saldo is er tussen uitsluiten en elimineren weinig verschil. Als de PVV de grootste wordt, ligt een voortrekkersrol bij de formatie nog wel voor de hand. Dat zal ongetwijfeld tot niet meer leiden dan dat zij zelf moet concluderen dat andere partijen niet bereid zijn samen met haar een kabinet te vormen. Eliminatie derhalve. Los daarvan mogen partijen die zelfde conclusie best nu al trekken. Dat komt de duidelijkheid voor de kiezers alleen maar ten goede en er is ook niets ondemocratisch aan. Iedere fractie, iedere partij moet de afweging maken of samenwerking met andere partijen verdedigbaar is en vruchtbaar kan worden. Dat mag in iedere fase gebeuren, maar zeker ook voorafgaand aan de formatie. Strategisch is wachten op 'eliminatie' evenwel wellicht verstandiger.



Andere recente columns