ChristenUnie in de voetsporen van de 'rode freule'

20 november 2015, column Bert van den Braak

Behalve de afkalving van het politieke midden - hoewel dat in 2012 voor VVD en PvdA nog meeviel - is de ontwikkeling die de kleine christelijke partijen sinds 2000 hebben doorgemaakt een opmerkelijke verandering in de Nederlandse politiek. De SGP blijft, ondanks een constructieve opstelling, een buitenbeentje, maar dat geldt al enige jaren niet meer voor de ChristenUnie. Het vertrek van Arie Slob liet dat nog eens goed zien.

Toen het in 1948 opgerichte Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) in 1963 eindelijk een eerste zetel in de Tweede Kamer veroverde, was die partij vertegenwoordiger van een relatief kleine, nogal gesloten religieuze groep, de Vrijgemaakt Gereformeerden. Zij vormden bijna een eigen zuil, met bijvoorbeeld ook een eigen krant, het Gereformeerd Gezinsblad.

In politieke zin stond het GPV aan de rechterzijde en was er een sterke verwantschap met de rechterzijde van de ARP, de partij waarvan zij was afgescheiden. Het GPV voelde zich verbonden met het blanke (apartheids)regime in Zuid-Afrika, en Zuid-Afrikaanders werden als broedervolk beschouwd. Verder leefde er een sterk 'door de eeuwen trouw'-sentiment met Zuid-Molukkers en Papoea's in Nederlands Nieuw-Guinea. Eenling Pieter Jongeling stelde in 1969 in een interpellatie de omstreden volksraadpleging aan de orde over de toekomst van Nieuw-Guinea. Naast onvoorwaardelijke trouw aan het protestantse Huis van Oranje was er verzet tegen alles wat als aantasting van de zedelijkheid, het gezinsleven, de zondagsrust en de openbare orde werd beschouwd. De eenmansfractie in de Tweede Kamer was op sociaaleconomisch gebied voorstander van een terughoudend beleid, met zo min mogelijk staatsbemoeienis.

De Reformatorisch Politieke Federatie (RPF), die in 1981 vertegenwoordigers in de Kamer kreeg, verschilde qua standpunten weinig van het GPV. Zo interpelleerde RPF-Kamerlid Aad Wagenaar in 1984 minister Van den Broek nog over het niet verlenen van visa aan personen uit zogenoemde thuislanden: de op etniciteit gebaseerde landen, die een creatie waren van het apartheidsregime. De electorale basis van de RPF was echter breder dan die van het GPV.

Nadat in 1981 Gert Schutte politiek leider van het GPV was geworden en na de komst in 1989 van Eimert van Middelkoop als tweede vertegenwoordiger schoof het GPV op sommige terreinen op naar links. GPV en RPF hadden zich tijdens de kabinetten-Lubbers overigens soms al kritisch uitgelaten over herzieningen in de sociale zekerheid. De RPF maakte vanaf 1994 een zelfde ontwikkeling door onder leiding van Leen van Dijke en met de Kamerleden André Rouvoet en Dick Stellingwerf. Niet alleen op sociaaleconomisch terrein was dat zichtbaar, maar ook bij milieu- en asielvraagstukken. In 2000 kwam Van Dijke samen met Jet Bussemaker (PvdA) met een initiatiefvoorstel; een samenwerking die lang onmogelijk was geweest.

Na de fusie van GPV en RPF tot ChristenUnie in 2001 zette die koerswijziging zich voort, waarbij de samenwerking met CDA en PvdA in het vierde kabinet-Balkenende bijna als vanzelfsprekend werd ervaren. De conservatieve partij was inmiddels drager geworden van christelijk-sociale politiek in brede zin. Bij de onderhandelingen over vorming van dat kabinet was Arie Slob secondant van André Rouvoet.

De ChristenUnie plaatste zich als gematigde, constructieve partij links van het midden, al zijn traditionele standpunten over ethische kwesties en de band met het Koningshuis zeker overeind gehouden. Arie Slob was - ook door de wijze waarop hij daaraan als persoon invulling gaf - een goede representant van die politieke opstelling. Daarin is er een overeenkomst met de opstelling die een deel van de voormalige CHU had, waarvan freule Wttewaall van Stoetwegen de bekendste vertegenwoordigster was. Haar bijnaam was 'de rode freule'.

De tegenwoordige positionering in het versplinterde politieke landschap zou de ChristenUnie wel eens tot een belangrijke machtsfactor kunnen maken, waarbij 'autoriteit' (van opvattingen) wel eens meer gewicht in de schaal kan leggen dan 'majoriteit' (getalssterkte). Dat geldt zeker als zij afgevaardigden houdt van het kaliber Arie Slob.



Andere recente columns