Democratische toetssteen

22 mei 2015, column Bert van den Braak

De opkomst bij de recente Britse verkiezingen was 66 procent. Dat is relatief laag en lager dan voorheen. In 2010 en 2012 lag de opkomst bij ons rond de 75 procent en in 2002, 2003 en 2006 ging zo'n 80 procent van de Nederlandse kiezers naar de stembus. Het percentage in het Verenigd Koninkrijk is bovendien enigszins vertekend. In districten waar een partij 'altijd' de zetel wint, is een gang naar stembus voor aanhangers van tegenstanders niet zo zinvol en stemt vaak minder dan 60 procent. De laagste score was overigens in 2012 bij een tussentijdse verkiezing in Manchester: nog geen 18 procent.

Nu is opkomst niet zaligmakend om de staat van de democratie aan af te meten. Het is echter wel een indicatie daarvoor. Het streven van iedere democraat moet immers zijn dat zoveel mogelijk kiezers zich kunnen uitspreken, met de nadruk op 'kunnen'. Waar kiezers het idee hebben dat hun stem er toch niet toe doet, ontstaat onverschilligheid en afwending van de publieke zaak. Het probleem van het Britse kiesstelsel (en dat geldt voor ieder meerderheidsstelsel) is niet alleen dat de stem van de minderheid verloren gaat. De meerderheid hoeft zich na een zege ook weinig tot niets van die minderheid aan te trekken.

In het Verenigd Koninkrijk is dat heel extreem zichtbaar, door het unieke 'first-past-the-post'-stelsel waarbij bijvoorbeeld 40 procent van de stemmen goed kan zijn voor een zetel en de overige 60 procent 'verloren' gaat. Zo kon het dat UKIP met 12,6 procent van de stemmen slechts één zetel kreeg en de Liberaal Democraten met 7,9 procent van de stemmen slechts 1,2 procent van de zetels. Wij hebben een bijna absolute evenredige vertegenwoordiging en een lage kiesdrempel. Dat is op zich om minderheden voldoende recht te doen niet noodzakelijk. Nadeel is zeker dat een keuze voor een volgende regering bij onze verkiezingen veel minder een rol speelt.

Over wat de positie en rol van minderheden in het democratische proces moet zijn, kan worden gediscussieerd. Rekening houden met opvattingen van minderheden behoort in ons land in ieder geval wel tot een kernwaarde. Zo bevat sociale wetgeving een regeling voor gewetensbezwaren tegen de verzekeringsplicht. Het vinden van een evenwicht tussen een democratische meerderheid en gevoelens van minderheden is echter niet per definitie eenvoudig. De stelregel dat de vrijheid van een individu slechts mag worden beperkt voor zover dat nodig is om inbreuk op de rechten en vrijheden van anderen te vermijden, biedt enige houvast, maar ook niet meer dan dat. En dan hebben we het vooral over religieuze of persoonlijke opvattingen.

Of en in hoeverre het geluid van politieke minderheden ook moet doorklinken bij besluitvorming is natuurlijk een geheel andere zaak. Het Britste systeem bevoordeelt de grootste electorale minderheid zodanig dat zij parlementaire meerderheid wordt. In Griekenland wordt hetzelfde bereikt door de 'winnaar' (de grootste minderheid) een zetelbonus te geven. Ook de mogelijke hervorming van het Italiaanse kiesstelsel, waarbij het grootste blok bij 40 procent van de stemmen automatisch een parlementaire meerderheid krijgt, gaat in die richting (dat die hervorming er komt staat nog niet vast).

In ons parlementaire stelsel kan alleen via afspraken en samenwerking tot een parlementaire meerderheid worden gekomen. Dat kán als nadeel hebben dat een kleine minderheid een onevenredig groot gewicht in de schaal legt. Wie in een 'wippositie' zit heeft macht. In 2010-2012 zagen we dat bijvoorbeeld bij de positie van de SGP.

Welke van de twee varianten de beste is: een minderheid die geforceerd meerderheid wordt of een minderheid die onevenredig veel macht kan uitoefenen, is de vraag. Ik zou toch het laatste kiezen, want ons stelsel van gedwongen samenwerking en compromissen doet beter recht aan een pluriforme samenleving dan een meerderheidsstelsel. Het biedt, in de wetenschap dat geen enkele partij opvattingen van de gehele bevolking vertegenwoordigt, de mogelijkheid aan electorale minderheden om inbreng te hebben.

De afgelopen tweeënhalf jaar hebben laten zien dat zo'n stelsel met (wisselende) minderheden ook best goed kan werken. Wellicht beter, maar in ieder geval eerlijker dan het Britse.



Andere recente columns