Tien misvattingen (of misleidingen)
Er zijn, terugkijkend op de Statenverkiezingen, zeker tien misvattingen (en soms zelfs misleidingen) te noemen. De eerste was dat de positie en het voortbestaan van het kabinet op het spel stonden (1). Premier Rutte koppelde de verkiezingen zelfs aan de vraag of er wel voldoende vertrouwen bestaat bij de kiezers in het kabinet. Je kan het misleidend noemen als daarbij tegelijk wordt gemeld dat er geen consequenties aan de uitslag zullen worden verbonden (2).
Een zowel door politici als media nogal uitgedragen misvatting was verder dat het verlies van 'een' meerderheid in de Eerste Kamer tot grote problemen zou leiden voor het kabinet (3). Later werd dat wel enigszins genuanceerd, maar het belang dat aan wel of geen 38 Eerste Kamerzetels werd gehecht, was overdreven groot. Er blijken bovendien nogal wat misvattingen te bestaan over de rol en taak van de Eerste Kamer (4). Om het kabinet echt in problemen te brengen, had de 'echte oppositie' (PVV, SP, Partij voor de Dieren, 50PLUS en OSF) moeten stijgen van 22 naar 38 zetels. De wetenschap dat alle belangrijke hervormingen die tot bezuinigingen moeten leiden (zorg, woningsector, arbeidsmarkt) inmiddels door het parlement zijn geloodst, maakt dat het kabinet zich sowieso niet veel zorgen hoeft te maken. Van het CDA is niet te verwachten dat het zich in de Eerste Kamer als hindermacht gaat opstellen.
Bij de - op zich nog wel lovenswaardige - pogingen van media en politici om kiezers te verleiden interesse te tonen voor de Statenverkiezingen, werd de landelijke betekenis overdreven en dat kwam tot uiting bij de mediadebatten. Die gingen vooral over thema's waarover noch Eerste Kamer, noch Provinciale Staten iets te zeggen hebben. Het wel of niet beperken van immigratie komt bijvoorbeeld alleen op de agenda van de Eerste Kamer als daarover concrete wetgeving wordt ingediend. De visies van politieke leiders over begroting, onderwijs, terrorisme etc. zijn buitengewoon interessant, maar hadden geen relatie met de Statenverkiezingen en nauwelijks een relatie met de Senaatsverkiezingen (5).
Tot het rijtje misvattingen behoort ook de zekerheid bij velen dat er geen belangstelling bestaat voor provinciale thema's (6). Nu zijn de verschillen tussen partijen daar vast minder groot, maar vragen over wel of geen nieuwe wegen, de plaats van nieuwe bouwlocaties en de verdeling van subsidiegelden, zijn interessant genoeg om aandacht aan te besteden. Misschien kunnen media en politici beter meer investeren in uitleg over rol en betekenis van de provinciale politiek dan in het voorschotelen van een fictieve, onwerkelijke strijd.
Een misvatting was verder dat de Eerste Kamer nu veel 'politieker' is dan voorheen (7). Al in 1904 blokkeerde de liberale meerderheid het wetsvoorstel van het kabinet-Kuyper over versterking van de positie van de Vrije Universiteit en al in 1917 verhinderde de christelijke meerderheid de invoering van het staatspensioen, waarvoor in de Tweede Kamer een meerderheid was. Beide om politieke redenen. Dat we tussen 1918 en 2010 veel minder hoorden van de Eerste Kamer kwam niet doordat de Senaat minder 'politiek' was, maar omdat kabinetten in beide Kamers konden rekenen op een hen welgezinde meerderheid.
De conclusie dat de Eerste Kamer 'politieker' is geworden, bracht sommigen ertoe weer eens aan te dringen op afschaffing. Nu mag dat natuurlijk, maar als je dat zo eens in de vier jaar rond de Staten- en Senaatsverkiezingen roept, is dat weinig geloofwaardig. Bovendien wordt er daarbij aan voorbijgegaan dat bij de tweede lezing in beide Kamers een tweederde meerderheid nodig is; een meerderheid die er niet is - tenzij de VVD onverwacht zijn standpunt verandert (8).
Ook over de verdere gang van zaken na de Statenverkiezingen bestaan misvattingen. Nogal wat media probeerden het beeld te scheppen dat in de aanloop van de Senaatsverkiezingen van mei koehandel plaatsvindt over de verdeling van de restzetels (9). Nu was er inderdaad een Statenlid dat zich in die zin uitliet, maar veel bepalender is de wens van partijen om overtallige stemmen liever aan een verwante partij ten goede te laten komen, dan aan een politieke 'tegenstander'. Verdediging van het stelsel van getrapte verkiezing met het argument dat Eerste Kamerkandidaten nu eenmaal een beetje in de politieke luwte moeten blijven, is eveneens achterhaald. Dat kiezers zich dáárom niet rechtstreeks over de samenstelling van de Eerste Kamer mogen uitspreken, is inmiddels zelfs misleidend (10).
Bij zoveel misvattingen en misleidingen is het niet gek dat kiezers afhaken. Zouden we dat een volgende keer niet eens anders moeten doen?