Gevaarlijke verbrokkeling
Al sedert de jaren negentig hebben wij in Nederland te maken met een voortschrijdende verbrokkeling van al onze vertegenwoordigende organen. De Provinciale Staten zijn daar nog enigszins voor gespaard gebleven. Als de voortekenen echter niet bedriegen slaat op 18 maart ook daar de versplintering toe. In de provincies worden, evenals in gemeenten, niet alleen de grote partijen klein, maar komt ook de regionale partij op. Dat laatste is niet iets om ongerust over te zijn. Vervelend is wel dat het nooit blijft bij één grote lokale of provinciale partij maar dat er steeds een aantal tegelijk het strijdperk betreden. In veel gemeenteraden hebben versplintering en lokalisering tegelijk al geleid tot een bestel waar per partij gemiddeld drie zetels worden bezet. Op een raad van 45 leden telt Den Haag nu al vijftien fracties.
De oorzaken zijn langzaamaan wel bekend. Het kiesgedrag is in het algemeen wispelturig geworden, meer dan in het buitenland. Dat schept allerlei kansen voor nieuwe partijen en bewegingen. De grote oude volkspartijen van christendemocratie en sociaaldemocratie hebben structureel veel terrein verloren. Het vacuüm wordt maar ten dele door de sterk opgekomen liberale partijen (VVD en D66) opgevuld. Daarnaast zijn de gezamenlijke lokale partijen gegroeid tot zo’n dertig procent van de kiezers. Maar die dertig procent zijn verdeeld over tal van (persoonsgebonden) lijsten en groepen. Een vervelende complicatie is dat de verbrokkeling tijdens de mandaatsperiode veelal doorgaat door interne breuken in diverse fracties, zowel van nationale als lokale partijen.
Men zou kunnen zeggen: goed voor de democratie, want het verruimt de keuze voor de stemhebbende burgers. Die zien dat echter niet zo: ze stemmen wel verbrokkeld, maar de veelheid van partijen stimuleert eerder tot thuisblijven dan tot deelnemen. Het stembureau is blijkbaar toch iets anders dan een supermarkt.
De democratie lijdt er nog op een andere manier door. De stabiliteit van de bestuurscolleges wordt er niet door bevorderd, zoals in veel gemeenten de laatste tien jaren merkbaar is geworden. Wethouders vallen als herfstblaadjes van de boom. Bovendien zoeken vooral traditionele partijen hulp bij elkaar, ondanks hun onderlinge verschillen. Dat bevordert alsnog de stabiliteit, maar die gaat ten koste van een open en ontspannen verhouding met de gemeenteraad of de statenvergadering. Trouwens, ook de beide Kamers der Staten-Generaal worden door hun kleine, vaak krampachtig gehandhaafde meerderheden geteisterd. De paniek over drie dissidente Eerste Kamerleden in december vorig jaar was er een paradoxale illustratie van.
Het meest wonderlijke is: de betrokkenen staan erbij en kijken ernaar. In de jaren zeventig leidde fragmentatie nog tot een paar geslaagde pogingen tot allianties en zelfs partijfusies. Wij hebben er het CDA aan te danken en, in latere jaren, GroenLinks. Vooral op het niveau van gemeenteraden en provinciale staten zou je dus verwachten dat partijen de samenwerking met elkaar zouden zoeken. Dat hoeft niet aanstonds tot fusies te leiden, maar het zou tot bestendige samenwerking aanleiding kunnen (en moeten) geven.
Wat let eigenlijk VVD en D66, die samen in de steden sterk staan, allianties te vormen? Wanneer gaan PvdA, SP en GroenLinks nu eens serieus werken aan bestendige samenwerking? Daarbij zou de ‘Wet van Koole’ (genoemd naar de Leidse politicoloog en Eerste Kamerlid) van dienst kunnen zijn: fusie komt er alleen als alle betrokken partijen op verlies staan. Bij de drie linkse partijen is die voorwaarde alvast vervuld.
Het enige idee dat af en toe wordt opgeworpen is een verhoging van de kiesdrempel. Maar, is dat niet een erg kunstmatig middel tegen de politieke verbrokkeling? Het lost bovendien waarschijnlijk weinig of niets op. De eenmanspartijtjes zullen erdoor verdwijnen, maar het zachtjes ineenzakken van grote partijen wordt er niet mee voorkomen. Je zou al de Turkse kiesdrempel (van tien procent dus) moeten invoeren om fragmentatie onmogelijk te maken. Vraag Turkse democraten wat zij van die enorme drempel denken en de gedachte eraan is meteen verdwenen.
Dus gaan wij opnieuw op weg naar een verkiezing die zal opvallen door kleine deelname en grote verbrokkeling, nu ook in provinciale staten. De tijd dat het CDA de provinciebestuur nog een beetje overeind hield en de PvdA de gemeenteraad is voorbij. Wanneer wordt het gevoel van urgentie groot genoeg om daar iets aan te gaan doen?