Omringd door instabiliteit

28 november 2014, column J.Th.J. van den Berg

De oostgrens van de Europese Unie is sinds 1989 ver naar het oosten opgeschoven. Wel is het een tamelijk diffuse grensstrook geworden. Er zijn staten die erbij willen horen maar daartoe onvoldoende de kans krijgen, zoals Oekraïne en Georgië. Van andere staten is het onduidelijk, zoals Turkije. Er zijn ook staten, zoals Wit-Rusland, die geen enkele ambitie tonen en staten, vooral in het voormalige Joegoslavië, die onderweg zijn.

Wat opvalt is dat er aan die diffuse oostgrens grote instabiliteit heerst, niet het minst dankzij de Russische vrees voor behoud van zijn eigen ‘invloedssfeer’. In zijn H.J. Schoolezing heeft oud-minister Timmermans de term ‘oostgrens’ terecht als een metafoor gebruikt voor het hele gebied rond de Europese Unie 1).

Niet alleen gaat het dan over Rusland en zijn buren. Het gaat ook over Turkije dat begint af te dwalen van de democratie. Het is bovendien betrokken bij de burgeroorlogen in Syrië en Irak en bij de gewelddadige vorming van een nieuw ‘kalifaat’. De belangrijkste weerstand komt daarbij van de Koerden, die in Irak een eigen vrijstaat hebben opgebouwd, maar die hoofdzakelijk in Turkije zijn gevestigd en daar als een gevaar voor de Turkse identiteit worden beschouwd. (De Koerdische PKK wordt mondiaal nog steeds behandeld als een terreurorganisatie.)

Regimes als die in Egypte en Libië zijn ofwel nog zeer instabiel of zelfs non-existent, om over de democratie maar te zwijgen. Tunesië is de broze uitzondering. Dan is er nog onverminderd het conflict van Israël met de Palestijnen, dat opnieuw bezig is uit de hand te lopen. Instabiliteit en geweld dat gemakkelijk tot explosies kan leiden waarvan de gevolgen ook in Europa worden gevoeld. De dodelijke slachtoffers van de aanslag op vlucht MH-17 zijn er slechts een tragisch voorbeeld van.

Het laat zien dat de Europese Unie wordt omgeven door staten en ‘failed states’, die één ding met elkaar gemeen hebben: zij hebben een uitgesproken weerzin tegen wat Timmermans terecht noemde ‘de Europese idee’, het karakter van democratische rechtsstaat die zijn burgers bovendien ‘bestaanszekerheid en een behoorlijk levenspeil’ waarborgt. (Zo werd het ooit uitgedrukt in het Plan van de Arbeid van 1935.)

Meer dan wij ons in en na 1989 hebben gerealiseerd, toen wij dachten dat nu ‘iedereen democraat’ was geworden, is de noodzaak gebleken de waardengemeenschap die Europese Unie heet te beschermen. Het gaat niet alleen om een gemeenschappelijke markt. Welvaart blijkt immers niet los verkrijgbaar naast de rechtsstaat, de democratie en de naleving van sociale grondrechten.

Dat betekent dat wij zuiniger moeten zijn op die waarden, in eigen land en in de Unie, dan wij sedert 1989 zijn geworden, omdat wij dachten dat de democratie vanzelf sprak. (Daar kom ik in de volgende column op terug.) Het betekent evenzeer dat wij die Unie letterlijk moeten beschermen en dat wij dus moeten ophouden onze defensie zo ongeveer kapot te bezuinigen. De krijgsmacht dient niet alleen voor expedities in verre buitenlanden; zij is en blijft nodig voor de verdediging van het eigen grondgebied. Daarbij hoeft dat ‘eigen’ niet te worden beperkt tot de nationale grenzen, maar zijn de grenzen van democratisch Europa bepalend.

Zoals ik eerder wel eens heb betoogd 2), is de Europese Unie niet gebouwd op het voeren van ‘high politics’, het gezamenlijk geopolitiek en strategisch optreden in de wereld. Het is daarvoor militair te zwak en het is politiek te verdeeld. Het is de vraag of dat voor de overzienbare termijn zal veranderen. Het is ook niet echt nodig, zolang wij loyaal onze medewerking leveren aan de NAVO. Die werd weliswaar een tijdje naïevelijk overbodig verklaard, maar de Russen hebben ons ervan overtuigd dat het met die overbodigheid ernstig tegenvalt.

De Europese Unie moet zijn middelen van ‘low politics’ beter inzetten dan zij tot nu toe heeft gedaan: door haar koestering van de ‘Europese idee’ in plaats te stellen van nationaal-chauvinistische zelfgenoegzaamheid en door haar nog steeds enorme economische kracht te gebruiken. Ten slotte, door met spoed aan het werk te gaan met een gezamenlijke en effectieve energiepolitiek die de Unie veel minder afhankelijk maakt van olie uit het Midden-Oosten en gas uit Rusland. Het pleidooi daarvoor van Frans Timmermans 3) lijkt mij terecht en vooral urgent.

Dit is de tweede column in een serie over de democratie in Europa. De eerste verscheen op vrijdag 14 november. De derde en laatste zal verschijnen op vrijdag 12 december.




Andere recente columns