Willem Witteveen

25 juli 2014, column J.Th.J. van den Berg

Een vliegramp treft niet alleen de vele slachtoffers maar ook een wijde kring aan familieleden, vrienden, kennissen en collegae. Niemands individuele dood is belangrijker dan die van de anderen. Het verschil zit in de persoonlijke nabijheid tot degenen die het leven hebben verloren; nabijheid die het verlies pijnlijk dichtbij brengt. Want, je kan je vooraf niet voorstellen dat een doodgewoon passagiersvliegtuig op een willekeurige donderdagmiddag door een groep schietgrage deelnemers aan een burgeroorlog bij wijze van blunder uit de lucht wordt geschoten.

Dat is allemaal al erg genoeg, maar het gaat bijzonder pijn doen als iemand tot de slachtoffers behoort die je zo na staat als, wat mij betreft, het oud-lid van de Eerste Kamer, Willem Witteveen. Juist bij hem vind ik dit levenseinde zo onvoorstelbaar: vreedzamer en toleranter mens, wars van alles wat met geweld te maken heeft, ben ik zelden in mijn leven tegengekomen.

Willem leerde ik kennen toen hij als student-assistent in de jaren zeventig kwam helpen bij de ontwikkeling van een nieuw curriculum 'staatkunde' ten behoeve van eerstejaars rechtenstudenten in Leiden. Van de groep die dit curriculum moest opzetten was ik destijds voorzitter. Staatkunde was opgezet als een cursus waarin kennis van het staatsrecht en de politieke wetenschap bij elkaar werd gebracht. Student-assistenten moesten daarom onvermijdelijk over bijzondere talenten beschikken. Willem Witteveen was zo getalenteerd.

Dat talent zou nog heel wat zichtbaarder worden toen hij, cum laude, in 1988 promoveerde op een prachtig rechtstheoretisch proefschrift 'De retoriek in het recht'. De zaken waren intussen omgekeerd: ik had intussen veel van hem en zijn werk te leren. Vanaf het najaar van 1988 spraken wij elkaar een half jaar lang bijna dagelijks, toen wij in Leiden beiden een sabbatical leave doorbrachten. Daar hebben wij veel van elkaar geleerd, maar ook heel aangename uren doorgebracht. Want Willem was niet alleen een groot rechtsgeleerde geworden, maar ook een vriendelijk en buitengewoon zorgvuldig optredend mens. Overigens een zuivere intellectueel, allereerst theoretisch geschoold en geïnteresseerd, maar wel bereid en in staat ‘weer op aarde terug te keren’ en mee te helpen praktische problemen aan te pakken en op te lossen.

Spoedig na zijn promotie werd hij hoogleraar ‘encyclopedie van het recht’ in Tilburg, waar de juridische faculteit zich net begon te ontwikkelen tot de beste van Nederland. Witteveens ervaring als student-assistent zal hem daar nog van pas zijn gekomen. 'Encyclopedie' is immers het vak waarbij studenten in hun eerste jaar met het recht vertrouwd worden gemaakt. Een succesvol hoogleraar in dat vak behoort doorgaans tot de beste wetenschapsbeoefenaren in de faculteit: het is namelijk niet gemakkelijk juist de elementaire eigenschappen van het recht aan beginnende studenten uiteen te zetten.

Relatief laat, in 1994, werd hij lid van de Partij van de Arbeid, maar hij heeft er vrij spoedig sporen nagelaten. Hij werd redacteur van 'Socialisme en Democratie', het maandblad van de Wiardi Beckman Stichting. In 1998 werd hij voorzitter van een commissie beginselprogramma, waarvoor hij uitgewogen teksten leverde. Toch zou deze inspanning geen succes worden. De politieke leiding van de partij vertoonde destijds een uitgesproken allergie voor beginseldiscussies en ook het partijcongres was niet werkelijk geïnteresseerd. Willem Witteveen bleef loyaal. In 1999 werd hij zelfs, voor mij een tikkeltje onverwacht, lid van de Eerste Kamer. Hij zou dat tot 2007 blijven en in 2013 zou hij tussentijds in de Kamer terugkeren.

De laatste keer dat ik met hem mocht samenwerken was, toen wij in commissieverband het een en ander moesten zeggen over de houding van de sociaaldemocratie jegens het koningschap, in 2011. Daar genoten wij weer van Willems bijdragen: ogenschijnlijk opstijgend naar ijle luchten van abstractie en dan toch altijd op tijd weer terug in de praktische werkelijkheid; daardoor steeds in staat om aan oplossingen effectief bij te dragen. En beschikkend over een bijna on-sociaaldemocratisch vermogen tot relativeren.

Geen figuur voor voortdurende publiciteit of spektakel, maar in alle stilte van meer betekenis dan in en buiten de partij is gedacht. Zijn tragische dood en die van zijn vrouw en dochter is vooral natuurlijk een verschrikkelijk verlies voor zijn enig overlevende zoon en voor zijn overlevende vader; zij is het op een heel andere manier ook voor zijn vrienden in de PvdA en in de academische wereld.



Andere recente columns